A 3_ nrn 1926 bliceerdM. de V., ik hsb die besehuldiging niet geuit en als ik het gezegd had, welnu dan zou ik aanstonds bereid geweest zijn om mjjn woorden in te trekken, want dan had ik me vergist. Wat verder aangaat het gesprokene van den heer Bazelier betreffende de salarissen, ook ik heb al dikwijls daarover gesproken, maar als we tot salarisverlaging overgaan, komen we direct in botsing met Ged. Staten, die er een stokje voor steken. En als het toch niet helpt, doen we beter 'fc maar achterwege te laten. dhr. BAZELIER. M. de Voorz, Ik heb u ge vraagd, hoe groot is onze sohuld, hoe groot zijn onze lasten en welke inkomsten staan daar tegenover, hé Ja, kijk eens, ik heb dat gedaan omdat er raadsleden zjjn die de begrooting niet zoo goed inzien, hé En dan is het tooh o zoo gemakkelijk als je in 4 regeltjes de heele toe stand der gemeente kunt lezen, Maar wat betreft die salarissen, dat zullen Ged. Staten niet meer doen, die zullen nu wel een wenk gehad hebben van het Rijksministerie. Ze zullen zich nou niet meer tegen salarisverlaging verzettten. Kijk eens naar de rijksambtenaren, ik weet dat allemaal zoo goed omdat ik een zoon heb die ook rijksambtenaar is. Kijk eens hoe deze menschen door den Minister worden gekneveld. Als Ged. Staten niet willen dan moeten wij zeggen „dan moeten jullie ons het geld maar geven", en dan zult u eens zien hoe ze luisteren. Die ambtenaren behoeven geen overschot te hebben, als ze maar kunnen bestaan, ze behoe ven geen kapitalist te worden. dhr. VAN POORTVLIET. Als antwoord op uw opmerkingen betreffende het rapport der finantieele oommissie, wil ik hier even in het midden brengen dat de Protestante Bouwver- eeniging al jaren in moeilijkheden zit. Ik spreek hier als bestuurslid der vereeniging en tevens als raadslid, en geloof dat het met de R. K. Bouwrereeniging al evenzoo is. Herhaaldelijk heeft de Protestante Bouwrereeniging bij een catastrophe aangeklopt bij B. en W. Het valt me wel op, dat ook thans door u weer niet meer gezegd wordt over de Bouwrereeniging. Ik kan dat niet in het belang der vereeniging of dat der gemeente achten en wil daarom hier nog eens even de aandacht vestigen om de moeiljjkheden waarin de Protestante Bouwvereeniging ver keert. VOORZ. Als u meent dat B. en W. het met de Bouwvereeuigingen niet zoo ernstig meeDen bent u er ver naast. De Bouwvereeuigingen zjjn voor ons een zaak van voortdurende zorg en als wjj deze zoodanig kunnen helpen dat de ge meente er zoo weinig mogelijk schade van onderviadt, zult u ons steeds daartoo bereid vinden. Nog vorige week hebben we een con ferentie gehad met de Inspecteur van het Woningtoezicht. Het resultaat hiervan zal af hangen van het antwoord dat de Minister onB 18

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1926 | | pagina 96