3- ore. qn tQ?£ gevoel als een kip die met zijn veeren omhoog staat. De oorzaak van dat misverstand ligt in het feit dat ik destijds als raadslid van alle gemeentezaken onkundig werd gelaten. Kwam ik bij den burgemeester op zijn bureau om over den woningbouw te spreken, dan was de burgemeester zoo verkeerd inge licht, dat ik in een minimum van tijd, als esn hond uit de burgemeesterskamer werd gejaagd. Op de vergaderingen van B. en W. de belangen der gemeente te komen bepleiten, was eveneens uitgesloten, want daar had ik te doen met een wethouder die het er op gemunt had mij finantieel en geestelijk te vernietigen. In de raadsvergaderingen was het de ge woonte om mij maar gauw een paar malen te laten spreken, dan pas kwam de voorzitter der R. K. Bouwvereeniging aan het woord, om mij zooveel mogelijk af te kammen, daarbij alle middelen te baat nemende, om mij te ver nederen, en als een leugenaar aan het publiek voor te stellen. En wanneer ik mij daartegen wilde verdedigen, was het.... ,/mijnh. Herbers, het is voor de derde maal*. Bij iedere gelegenheid werd ik genegeerd en dat was de reden dat ik om mijn gevoelen kenbaar te maken, alleen was aangewezen op de algemeene beschouwingen. Toen ik dan met mijn algemeene beschouwingen was aangevan gen, was de voorzitter op zijn qui vive, en kwam hij al direkt met een interruptie. Die interuptie was de oorzaak dat ik vliegensvlug begon te spreken, zoodat ik voor mijn mede leden en de pers bijna niet te volgen was. Zoo deelde ik dan mede//hoe er hier met de vergunningen wordt omgesprongen raakt kant noch wal, om een voorbeeld te noemen, worden de menschen die op lijst staan op de secretarie ontboden, om afstand te teekenen, de een voor een tientje, den....*, bons ging de hamer van den voorzitter. //Dit zal ik u laten bewijzen*. Deze interruptie nu, was de aanleiding van het misverstand. Niet het Secretariepersoneel werd beloond, maar de menschen die van hun recht op vergunning afstand deden kregen daarvoor een vergoeding of doucenrtje. Van alles was ik op de hoogte omdat de man in kwestie in mijn dienst wasdus mijn grootste misdaad was dat ik in mijn betoog afkeurde, dat op de Secretarie die belooning bij het afstand teekenen besproken werd. Kunt u mij mededeelen, M. d. V., wat de reden is, dat mijn schriftelijk verweer tegen dat misleidend rapport nooit is gepubliceerd. 8 j \j

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1926 | | pagina 91