2 7 OKT. 1926
1
!dhr. v. POORTVLIET. De opmerking
van den heer Theunisse is misschien niet
on! ill ijk. De C ommissie had goed ge
daan met alvorens zich uit te spreken
eerst de zaak eens grondig te onder
zoeken. Voor zoover mij bekend zijn er
evenwel geen persoonlijke kwesties in
het spel.
Ik neem de heer Theunisse zijn op
merking volstrekt niet kwalijk. Wellicht
Was het beter geweest eejr,st den heer
Theunisse eens te hoorcn, en aan de
hand van zijn inlichtingen zou kunnen
ILlijken dat de Financieele Commissie thans
misschien wel wat voorbarig is gfe'weest.
dhr. HERBERS. Ik meen dat de leden
van den Raad niet mogen tegenwoordig
zijn bij de goedkeuring oener rekening
van een aan het gemeentebestuur onder
geschikte instelling waarvan zij' bestuurs
lid zijn.
De betrokken personen zullen dus de
Vergadering moeten verlaten.
De VOORZ. toont den heer Theunisse
art. 24 der Gemeentewet krachtens wtejlk
artikel de heer Theunisse zijnde lid van
het Burgerlijk Armbestuur de vergade
ring moet verlaten.
dhr. v. BERGEN. De Commissie was
van meening op een fatsoenlijke manier
die opmerkingen te moeten maken, an
ders heeft het onderzoek der rekening
geen zin. Trouwens de Commissie heeft
in het geheel geen personen genoemd.
dhr. SWAGEMAKERS. Ook mij is het
opgevallen dat de Commissie gerappor
teerd heeft dat gelden onregelmatig zijn
verdeeld. Doch ik vraag me af. Is voor
deze opmerking wel voldoende grond aan
wezig. Ik heb eveneens de zaak eiens
onderzocht, en ik ben van meening dat
als men de armèn bedeelt men niet gauw
te veel geeft.
Die VOORZ. verzoekt den lieer Theu
nisse de vergadering te verlaten, waaraan
deze voldoet.
dhr. SWAGEMAKERS
De heer Theunisse geeft wel geen na
men aan, doch de vermoedens zijn zoo
sterk dat we de bedoeling gemakkelijk
kunnen raden.
Ik vind het overdreven dat meoschen
met een inkomen Van twee drieduizeind
gulden bedeeld worden.
De armen bedeelen is heel goed, doch
tnen taoet zorgen, dat het gèld op de
juiste plaats komt.
dhr. BROOIJMANS. 'Aan sommige meti-
schen wérden vroeger giften In uatura
13