2 4 FEB. 1926 bij de electrificatie der straatverlichting is weggenomen, zonder dat daarvoor een andere lantaarn in de plaats is gesteld, weshalve adressanten met het oog op het hierdoor ont stane ongerief en gevaar, verzoeken in dezen toestand zoo spoedig mogelijk verbetering te brengen. dhr. THEUNISSB. Wat is de bedoeling van B. en W. op dit request? VOORZ. B. en W. meenen, dat er geen termen aanwezig zijn om het verzoek in te willigen. dhr. THEUNIS8E. Ik ben tm volle over tuigd van de billijkheid van dit verzoek. En nu de lantaarns den laatsten tijd toch uitge breid zijn, zouden we juist goedgunstig moeten beslissen. De lantaarns staan daar op groote afstanden van elkaar, en de lichtbundels vangen elkaar niet. Toch is er betrekkelijk gemakke lijk en zonder groote kosten verbetering aan te brengen, door de lantaarns op te schuiven. VOORZ. Als we aan alle dergelijke ver zoeken moeten voldoen is het einde niet te overzien. Ik meen dat dergelijke verzoeken het best zouden kunnen worden voorkomen door de heffing van een straatbelasting. Ieder betaalt dan voor het gerief dat hij van de ver lichting heeft, en dit is billijk. dhr. THEUNI88E. Ik ben het met U eens dat niet aan alle verzoeken kan worden voldaan. Doch we moeten bedenken dat de lantaarns zeer onoordeelkundig zijn geplaatst, en wan neer daar thans het ongerief van wordt gevoeld is het billijk dat we in zoo'n toestand ver betering brengen. Ik ben er daarom voor, op het verzoek goedgunstig te beslissen. dhr. BROOIJMAN8. Toen de lichtpunten geplaatst werden geschiedde dit meestal op de meest gevaarlijke punten, zooals hoeken van straten enz. Na verloop van een jaar of vijf wordt de toestand evenwel anders, zoodus moet de zaak veranderd worden en de lichtpunten geplaatst, daar waar ze het doelmatigst zijn. Zoo is er b.v. in den Boos3ndaalschen weg ook reeds een lantaarn geplaatst. Ik ga accoord met B. en W. dat we niet aan alle verzoeken kunnen voldoen, maar toch kan de gewijzigde toestand het noodzakelijk maken om in te grijpen. dhr. THEUNI8SE. Ik refereer me aan mijn vorig gezegde en wil B. en W. vragen //Wie heeft den last gegeven de lichtpunten destijds uit te breiden.Mij is daarvan niets bekend. VOORZ. Ik meen dat dit toch een uit vloeisel is van hetgeen in den Raad is opge-

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1926 | | pagina 4