3- DEC. 1926
ders hun boterham opeten, op de hoeken ran
straten, of wellicht daar waar de vrouwen elkaar
- de mooiste kool of de dikste paling bewisten.
dhr Brooymans heeft in Kruisland wel
eens iemand gevraagd, of hij kolen leverde aan
het Burgerlijk Armbestuur, en de man ant
woordde onmiddellijk„nooit, doeh wel een
familielid."
CC Ik wil den heer Brooijmans wel vertellen
dat hij het niet weet of dat het die man niet
weet. Hij kan toeh wel begrijpen dat het bedrag
van f 1,65 voor steenkool is.
Ik vraag u thans, „waar haalt de heer
Brooymans zijn officieele gegevens vandaan
Waar zjjn nu die f 1,65 voor krakelingen en
bonbons?" Dat geld was voor steenkool De
mensehen zijn niet zoo naief, dat ze met hun
f 1,65 naar een kolenhandelaar gaan,en zeggen
„Hier heb ik f 1,65 van het burgerlijk arm
bestuur, kan ik daar kolen voor krjjgen De
heer Brooymans heeft zijn lieht verkeerd op
gestoken; hg heeft zijn lieht opgestoken onder
het lichtpunt van de boeren-leenbank waarop
ik altijd heb gekritiseerd, omdat het niet op zjjn
plaats was. Bij mijnheer Brooymans is de eenige
chose, mg zooveel mogelyk af te breken en my
persooniyk te treffen.
dhr. van Bergen zegt verder „In de finan-
oieele commissie zit iemand uit Steenbergen,
de Heen en Kruisland.
Wat wil dat zeggen mynheer van Bergen.
Beteekent dat, dat de finantieele oommissie een
diploma van alwetendheid heeft, omdat ze is
samengesteld uit menschen van verschillende
deelen der gemeente
„Ik heb gezien," zegt de heer van Bergen,
„dat op de Heen de armste der armen f 1,50
per week kreeg toebedeeld."
Ik kan hier wel verklaren dat te Kruisland
nooit periodiek een bedrag van f 1.50 per week
uitgekeerd.
dhr van Poortvliet zegt„Wy hebben ge
zien dat iemand met een vermoedelijk inkomen
van f 2000 a 3000 nog f 22 werd uitbetaald."
Dit is my niet bekend, maar toch kan het
zjjn, en ik verwys hier naar myn gesprokene
van daar juist.
Hierna kwam de heer van Loon aan 't woord
en ik dank dezen spreker voer het juiste inzicht
dat hy getoond heeft in deze zaak te hebben.
dhr Bazelier merkte op „het zyn toch mis
standen, als de menshen met zoo'n inkomen
bedeeld worden."
De beweringen van den heerBazelier bestaan
hier enkel uit gezegden, die hy van anderen
heeft opgevangen. Hjj zit hier te praten met
een mond vol woorden, en geen gedaohten
in het hoofd.
dhr Bazelier vraagt verder„Is dat niet een
begin van malversatie
Eg Het sohynt dat de heer Bazelier het woord
22