eerst eens te hooren, wijl aan de hand der door
mij verstrekte inliohtingen wel eenB zon kannen
bljjken dat de finaneieele commissie wat voor
barig is geweest.
Hierna kwam de heer van Bergen aan het
woord„De commissie was van meening op
een fatsoenlijke maaier die opmerkingen te
moeten maken", aldus de heer van Bergen.
Ik wil hier even opmerken dat er versohil
van meening bestaat over de vraag wat fatsoen-
soenlijk en wat onfatsoenlijk is. Ik ben zoo vrij
J mij ten opziohte van dit pant aan het laatste te
honden
dhr. Swagemakers bracht in het midden
„De heer Theunisse geeft wel geen namen
aan, dooh de vermoedens zijn zoo sterk, dat we
de bedoeling gemakkelijk hiervan raden."
Ik begrjjp de bedoeling van den heer Swage
makers niet, hij zegt ik geef geen namen aan,
doch dat de vermoedens zoo sterk zijn, dat hg
gemakkelijk kan raden wie ik bedoel,
dhr. Swagemakers zegt verder
„Ik vind het overdreven dat mensohen met
een inkomen van twee a drie duizend galden
worden bedeeld".
Zoo iets vind ik eveneenB overdreven, doch
men moet ook de bijkomstige omstandigheden
in aanmerking nemen.
Wat ik nu zeg is mijn persoonlijke meening,
en niet die van het Burgerlijk Armbestuur. Ik
geef U de verzekering dat iemand met een
inkomen van f3120, die daarvan een gezin van
15 personen moet onderhouden, zoodat hij per
week en per persoon een bedrag van f 4 te ver
teeren heeft, nog niet steeds margarine op zijn
brood kan smeren,
dhr. Broojjmans zegt
„Aan sommige mensohen werden vroeger
giften in natura gegeven, zooals steenkolen. Ik
heb met genoegen gezien dat dit nu veranderd
is. Maar na bljjkt ons ait de rekeningen dat
aan sommige mensohen geregeld een bedrag
van f 1,65 gegeven wordt, en dit is nu voor ons
twijfelachtig.
De toekenning van dit bedrag behoeft voor
den heer Broojjmans heusoh niet twijfelachtig
te zijndat bedrag was beslist voor krakelingen
en bonbons.
De heer Broojjmans gaat verder
„Als men armmeester is, en men heeft
familie die kolen verkoopt, of men verkoopt ze
zelf, dan ia het niet goed dat men bonnen voor
kolen geeft".
&De heer Broojjmans is op een praatje te werk
gegaan.
In Era'sland gaat het praatje dat ik steen
kool verkoop, dooh ik stel er prjjB op hier te
verklaren, dat ik evenveel steenkool verkoop als
iemand die er geen verkoopt,
Dit praatje doet de heer Broojjmans op, op
zjjn dorsohvloer, op de plaats waar zijn arbei-
21