2 FEB. 1926 I J Het nieuwe artikel 7 wordt aan de Com- missie als volgt voorgesteld - y„Voor het houden van bals en danspartijen gedurende de kermis, zal voor de heffing der belasting als maatstaf worden aangenomen, de totale oppervlakte der lokaliteiten alwaar gelegenheid tot dansen wordt gegeven. De belasting wordt berekend per vierkante Meter en per etmaal, met inachtneming van eene indeeling, in klassen der lokaliteiten, voor die gelegenheid afzonderlijk door Burgemeester en Wethouders vast te stellen en wel Voor de eerste klasse 40 cent per M3, voor de 2e klasse 25 cent per M2 voor de derde klasse 20 cent per M2 en voor de 4de klassj 10 cent per Ma. Voor dans welke op erven of in tuinen wordt gegeven wordt de belasting berekend over de oppervlakte van den dansvloer, up dezelfde wijze als in het eerste lid met een verhooging van 50% op de in het vorig lid genoemde belasting per MV dhr. JACOBS. In vind het verschil in klassen te groot. Wanneer een zaak veel volk kan bergen, betaalt ze vanzelf meer belasting, dat is billijk. Maar als een zaak van 100 M2, vier maal zooveel belasting moet betalen als een van 25 M2, dan geloof ik dat er voor die groote zaak niet veel winst te behalen zal zijn. Verder wat betreft, het dansen in tuinen. Nemen we aan dat in een tuin van 300 M2 een dansvloer van 50 M2 wordt gelegd dan behoeft slechts belasting te worden betaald voor die 50 M2. De overige ruimte dient weliswaar om het volk te bergen, doch dat is in een zaak precies hetzelfde. Ook daar wordt de geheele oppervlakte niet gebruikt als dans vloer, maar dient eveneens een groot gedeelte om het volk te bergen. Hier moet evenwel voor de geheele oppervlakte worden betaald. dhr. BAZELIER. In het gezegde van den heer Jacobs zit wel wat in, dat mogen we wel eens nader overwegen. VOORZ. Ik kan de meening van den heer Jacobs niet deelen. Er is wel degelijk verschil tusschen groote en kleine localiteiten. De groote localiteiten zullen het meeste volk trek ken en nu blijkt dat juist door deze de belasting dikwijls op de grofste manier ontdoken wordt. Daarom meenden de financieele commissie en ook B. en W,, een artikel te moeten opnemen, dat ontduiking vrijwel onmogelijk maakt. Overigens verkeeren de groote zaken nog in dezelfde positie als onder de vroegere verorde ning, zelfs nog iets gunstiger en wat de tuinen 9

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1926 | | pagina 10