2 4 APR. 1925 een spaak steken in het wiel der onteigening dhr. BROOIJMANS. Dat ondank Js we relds loon is hebben hier B. en W. en speciaal de heer Swagemakers wel ondervonden. Wat betreft het gezegde dat het D. B. anders had moeten optreden, en dat het beter zijn meening had moeten kenbaar maken, deze beschuldiging kunnen B. en W. verre van zich afwerpen. Als ik me niet vergis, is de kwestie nu juist 3 jaar aanhangig; gedurende dien tijd zijn er een groot aantal bijeenkomsten gehouden en bovendien heeft er toch iedere week een vergadering van B. en W, plaats. Zij hadden dus best de meening van het D.B. kunnen vernemen. Verder wil ik vragen Waar blijft in den Wildenhoek de christelijke naastenliefde? Wie is de schuld van de //lij densweg der bewoners van den Wildenhoek" waarvan in het verzoek wordt gesproken De vorige vergadering werd tot onteigening besloten. Nu zegt de heer van Herel dat deze onteigening niet kan doorgaan, indien de Wed. Broos wil onderhandelen en een minne lijke schikking treffen, doch spr. is een geheel andere meening toegedaan, en meent dat ont eigening hier wel degelijk kan plaats hebben. dhr. SWAGEMAKERS. Toen ik daarjuist het rapport der Wegen-Commissie aanviel, merkte dhr. van Herel op dat hij den stand der onderhandelingen niet goed kende doch hij acht zich toch wel in staat een rapport uit te brengen. Ik neem nooit aan, dat wanneer men op de overtuigendste manier zijn plicht doet, de zaak weer eens opnieuw zou moeten aanpakken. Dat men B. en W. als loopjongen wil gebruiken, daar ga ik nooit mee accoord. dhr. BAZELIER. Ik heb Woensdag de stuk ken ingezien, omreden ik de andere dagen geen tijd had, hé. Dat heb ik nog maar één maal nagelaten in bijna 10 jaar tijd. Doch toen ik de stukken kwam inzien, was het schrijven van den heer Swagemakers er niet bij. Daarom doe ik den Voorzitter het verzoek de stukken steeds ter visie te leggen. VOORZ. Ik wil in deze zaak het volgende zeggen. Het verzoek van de Weduwe Broos kunnen we stilzwijgend voorbijgaan, een ver zoek dat op een dergelijke manier is geschreven gaat men stilzwijgend voorbij. We hebben van den beginne af getracht in deze zaak eene oplossing te vinden die voor beide partijen aannemelijk zou zijn en dat wij niet geslaagd zijn een dergelijk voorstel te doen is niet onze schuld en dat de opzet niet goed zou zijn geweest is ook geheel onjuist. Maar bovendien 12

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1925 | | pagina 41