-aftiêii 150 Nu wij voor de verkiezingen staan voo.' leden der II Kamer en de leden der stem- bureaux worden benoemd, en naar aanleiding van het gebeurde in de raadsvergadering van 12 November jl., gevoel ik mij verplicht nog even een tip van den sluier die het verledene bedekt, op te heffen. Bij de behandeling der begrooting voor 1921 werd door mij aanmerking gemaakt op het misbruik bij de consumptie voor de stem- bureaux en tot zuinigheid aangemaand. Zooals dat destijds gewoonlijk geschiedde werden mijne woorden verkeerd opgevat. De gevolgen zijn geweest dat door B. en W, gezorgd werd, dat ik bij de benoeming voor leden van het stembureau niet in aanmerking kwam. Door ongesteldheid van den heer Bogers heb ik evenwel eenmaal deel van het stembureau uitgemaakt als plaatsvervanger, 's Morgens om 8 uur zijn we begonnen en om 10 uur was er de eenheid al uit, zoodat na de telling van 6 uur tot half tien moest worden gewerkt, om de fouten te herstellen bij zoo'n samenstel ling zou ik verplicht zijn mij in het vervolg niet meer beschikbaar te stellen. De begroo ting voor 1925 valt tegen, ondanks de onder linge samenwerking der raadsleden (dit laat thans niets te wenschen over) er zit geen partij haat in anders zouden wij vermoedelijk tot belasting-verhooging zijn gedwongen. Maar er beginnen zwarte vlekken aan de lucht te komen, de eensgezindheid moet verbroken worden, M. d. V. er is iets verschrikkelijks geschied. Bij de benoeming van een Commis sielid in de vergadering van 12 November jl., had een lid te weinig stemmen bij zijn benoe ming gekregen. Men dreigde met ontslag van die Commissie. Van mijn zijde, M. d. V zal men toch wel nooit verwachten, dat ik der gelijke menschen ga stemmen, menschen die vroeger dienst deden als aanhangwagen bij den man die hier zoowat de macht in handen had, en hun steun verleenden aan hem die alles in het (werk stelde om mij financieel en geestelijk te vernietigenwaardoor mijn gestel is geschokt. Dergelijke menschen hebben van mij niets te wachten, en vooral omdat zij ook hebben bijgedragen, aan den financieelen on dergang der gemeente-financien waar zij thans voor zitten te zuchten. Zooeven is door mij de verhouding in den Raad besproken, in het Dagelijksch bestuur schijnt dat zoo niet te zijn, als men nagaat wat met de kermesse d'été is geschied. Aan- gaande deze zaak heb ik mijn licht opgestoken 6

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1924 | | pagina 151