200 ?.l UN.19.3 Grondwet en 't zou al heel raar zijn als alle drie de verslaggevers abuis hadden. Ik heb u trouwens direct op Uwe woorden geattendeerd en gezegd dat u uwe bewering moest bewijzen. U hebt de beschuldiging geuit en moet dus zelf de gevolgen dragen. dhr. HERBERS. Ik heb die beschuldiging niet geuit. Zijn er heeren bij die met de hand op 't geweten durven zeggen dat ik die beschul diging geuit heb VOORZ. Dat zullen ze doen als ze de notulen goedkeuren. dhr. MOORS. De vergadering kan zich uitspreken over de notulen. dhr. YAN POORTVIET. Op het rapport heb ik geen aanmerking. Maar 't is voor mij onmogelijk om te zeggen of de heer Herbers gesproken heeft van aangeboden of aangeno men, dat weet ik niet. Misschien heeft de heer Herbers die bedoe ling ook niet gehad. VOORZ. Dan wordt het hoog tijd dat hij zich goed leert uitdrukken. dhr. VAN POORTVLIET. Als ik moest zweren of de heer Herbers gesproken heeft van aangeboden of aangenomen zou me dat onmogelijk zijn. dhr. THEUNISSE. Destijds ben ik aange zocht om een onderzoek naar de notulen in te stellen. Ik wil dit zeggen dat het destijds door den heer Herbers gesprokene op mij den indruk maakte, dat het secretarie-personeel beschuldigd werd geld aan te nemen. Daarop ook ben ik doorgegaan en bij mij staat de overtuiging vast dat de heer Herbers bedoelde dat met het verleenen van vergunningen niet eerlijk was omgesprongen, en om die beschul diging op te hellen heb ik mijn medewerking dhr. PEETERS. Ik ga accoord metdenheer Theunisse. Ik zou ook niet durven zeggen, evenmin als de heer Van Poortvliet welke woorden precies door den heer Herbers zijn geuit, doch ik ben vast overtuigd, dat de woorden van den heer Herbers eene beschul diging inhielden tegen het secretarie-perso neel. dhr. HERBERS vraagt en verkrijgt voor de derde maal het woord. Naar aanleiding van het gesprokene door de heeren Theunisse en Peeters moet ik nog eens zeggen wat ik gezegd heb. Ik was gedwongen vlug te spre ken, doch het was niet mijn bedoeling te be weren dat de Secretarigvoordeel ervan genoten heeft, doch andersom, namelijk de menschen 25 (Dillpn vprlppnpn

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1923 | | pagina 23