91 t2JUN.13?2 16 lende bezwaren aangevoerd, welke zonden moeten worden nit den weg geruimd om onze weekmarkt te doen bloeien. Ik ben echter van eene geheel andere opinie en over al die aange voerde bezwaren zie ik eenvoudig overheen, wijl ze mijns inziens eigenlijk geen bezwaren zijn. AIb toenmalig voorzitter van A. B 8. werd mij indertijd ten taak gelegd de eerste week markt te openen. In mijn openingsrede heb ik alstoen tot de neringdoende middenstanders gezegd „dat ze zich zouden aanpassen aan de nieuwe omstandigheden", en de ondervinding heeft het duidelijk bewezen, onze neringdoenden hebben hun tijd begrepen en hebben zich niet laten ondersneeuwen. Ik was voor eeaige dagen op de drukke weekmarkt te Breda en ik vroeg daar oen Rot- terdamsch koopman die ik oier dikwijls ter markt zag komen, waarom bij de Steenbergsche weekmarkt niet meer met zijn waren bezocht en het antwoord dat deze man gaf, mijnheer de voorzitter, gaf mij volkomen duidelijkheid om trent het wegbleven. Die man sprak slechts terloops van de moeielijke reisgelegenheid, wanneer er maar wat te winnen was dan werd daar niet op gezien van een te hoog staangeld werd heelemaal niets gezegd, maar wel sput terde hij geweldig op onze Steenbergsche win keliers, die in zijn branche (manufacturen) zoo sterk concurreeren, dat er voor hem als markt- koopmau niets te verdienen viel Mijnheer de voorzitter, waar er zoodikwijls op onze Steen bergsche winkeliers gescholden wordt, meen ik, dat dit pluimpje wel eens publiek op hun hoed gestoken mag worden. Én we behoeven abso luut niet jaloersch te zijn op in de buurt liggen de gemeenten, waar de weekmarkt zeer druk door kooplieden bezocht wordt, en waar men aan de eene zijde eenige vreemdelingen als koopers ziet binaenkomeu, doch aan den ande ren kant het geld van vreemdeling en inwoner door de, de weekmarkt bezoekende kooplieden ziet eruit sleepon. Men moet de neringdoende middenstauders, de winkeliers in zoo'n plaats maar eens spreken en zij tooueu u van die bloeiende weekmarkt een geheel ander tafereel, dan u zich misschien voorstelt. Ik ben dan ab soluut geen voorstander om die wekelijksche kraampjes-kermis zoo met kunst en vliegwerk in de hoogte te werken. Zeker, 't is een mooie attractie, maar daarmee uit. Mijns inziens moet men voor het marktwezen rekening houden met de typische omstandig heden die aan onze gemeente verbonden zijn on deze, aan onze plaats eigen /.aken moet men met en door de weekmarkt vooruit zetten. En dan denke men op d& eerste plaats aan den grondslag van den bloei onzer gemeente, aan de kurk waarop het welvaren van Steenber gen drijft, nl. de landbouw. En slechts het marktwezen op dezen grond-

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1922 | | pagina 92