45
V7.3EP.192Z
-
f\j_
betreffende schorsing van personeel, be
hoort eveneens tot de taak van B. en "V.
en niet tot dien van den Raad. De burge
meesters der verschillende kringgemeen-
K n waren van oordeel dat de 'verorde
ning, zooals oorspronkelijk is voorgelegd
dient te worden aangenomen en waren
niet van plan ze te behandelen 'zooals ze
laatst in gewijzigd.
dhr. VAN BERGEN. Is er dan ntels
aan gewijzigd?
De VOORZ. 't Is precies dezelfde,
dhr. VAN BERGEN. En de voorgestelde
wijziging omtrent benoemingen?
De VOORZ. Alleen die personen worden
door den Raad benoemd, welke benoe
ming door de wet wordt aangewezen. Al
le overige ambtenaren worden benoemd
door Burg. en Weth. :.De Voorzitter leest
bet desbetreffende artikel in Ie Gemeen-
o\y^{
dhr' VAN BERGEN. Het hoofd van
dienst is toch ook een ambtenaar?
De VOORZ. Hoofden van dienst wor
den benoemd door den Raad. ilet gaat
toch niet aan elke benoeming van een on
dergeschikte door den Raad te doen ge
schieden? We moeten ook met de practijk
r< kening houden.
dhr. VAN BERGEN. Er kit eene aardige
wending in de zaak, er is leen draai in
aangaande de benoeming en meerderen
zijii het met me eens. Waarom ris destijds
geen hoofd van dienst benoemd. Den 12en
Juni zijn we hiervan afgeweken en isinds
is bet niet meer op de agenda geweest.
De VOORZ. Zoodra de verordening is
vastgesteld, komen we de volgende ver
gadering met een voordracht.
dhr. VAN BERGEN heeft zoo'n idee
dat de zaken niet zuiver zitten.
De VOORZ. Wat voor onzuivers vindt u
er dan aan?
dhr. VAN BERGEN kan dit niet zoo
direct zeggen.
De VOORZ. Het hoofd van dienst wordt
Jienoemd door den Raad; de Raad is ge
heel vrij en behoeft de aanbeveling inlet
eens te volgen.
dhr. BASELIER. Vergis ik me dus (niet
dan wordt het Hoofd van dienst 'door
den Raad der Centralegemeente benoemd
die ook het salaris vaststelt.
De VOORZ. bevestigt dit en zegt dat alle
verordeningen uit deze verordening voort
vloeiende vastgesteld worden door den
Raad der Centrale gemeente.
dhr. PEET.ERS. Burg. en Wetli bren
gen eene verordening voor en wij hebben
er niets 111 te zeggen, dat is mij 'onbegi ij-
pelijk.
5