,^r a»« sx:lfg-de "ke°
12
I i
-3.FEB.1922
V»
der gemeente te behartigen en in de bouvrver-
eeniging was het zijn recht te handelen in het
dhr. BASELIER. Het advies van den ge
meente-opzichter is uitgegaan van 2 raadsleden
waaronder ik behoor. Ik heb daarover in de
vorige vergadering geageerd, dat die woningen
voor verbetering vatbaar waren, mijn voorstel
werd gesteund en aangenomen en daarop is het
den gemeente opzichter ter onderzoek in handen
gegeven.
L)e YOORZ. Pardon. De Gemeente-opzichter
heeft ruim een jaar geleden reeds opdracht ge
had van Burg Weth. op advies der Gezond
heidscommissie, om een rapport te maken van
die woningen.
dhr. BASELIER. De coaclusie is dan toch
dat door dit onderzoek en de besprekingen veel
geld is gespaard. Ik ben het met het advies
eens En als nu de Bouwvereeniging niet meer
vraagt dan f104.— per jaar, ga ik acooord.
Evenwel de woningen zijn voor verbetering vat
baar en als ze van particulieren waren, zouden
ze ook wel verbouwd worden.Als de verbeterin
gen niet worden aangebracht worden ze afge
keurd. De Gezondheidscommissie bewandelt
daarmede wel een verkeerden weg, hoewel ze
niet verkeerd doen, want de bouwvereeniging
heeft een termija gehad waarin zo de woningen
kon verbeteren is die termjjn vers'reken, dan
kunnen de woningen worden afgekeurd. Laat
ons echter aannemen dat ze verbeterd zullen
worden.
dhr. HERBERS. Ik ben dankbaar voor het
geen ik omtrent die woningen gehoord heb. De
hoofdzaak is dat er resultaten zijn bereikt naar
aanleiding van het gesprokene in de vorige ver
gadering, waardoor we dit laatste rapport heb
ben gekregen. In 't vervolg hoop ik dat de hee-
ren zich bij dergelijke zaken zich een weinig
meer gelegen laten liggen aan de deskundige
leden van dit college
Aan het bestuur der bouwvereeniging zal als
nog worden aangeschreven de voorgeschreven
verbeteringen aan te brengen.
1^-- - 0 D ^erz0®k van het N. H. Weeshuis om toe-
'-i stemming tot wijziging van het reglement.
I 1, n/ 1/1/ I Hit verzoek betreft eene Clausule, in het Re
glement op het Beheer van het N. H. Weeshuis
luidende: „Art. 21. Regenten kunnen geene
onroerende goedereu verkoopen dan met toe
stemming van den Gemeenteraad van Steenber
gen, na alvorens het Provinciaal College van
toezicht te hebben gehoord."
De VOORZ. 't Is mij ook niet bekend, waarom
die bepaling in het reglement voorkomt ik
neem het standpunt in, dat we ons niet hebben
in te laten met zaken van een ander. Het colle
ge is zelf mans genoeg zijn belangen in te zien
en stel ik dan ook voor die bepaling to laten
vervallen.
12