1 8 7 7 MEI 19^1 een schrijven dat de stukken op het Raadhuis ter inzage lagen en dat er zoo min mogelijk l-'J publiciteit aan mocht gegeven worden, ik dacht daar gaat hij al. Toen ik daar kwam en de misleidende verklaring las door Andries van Beers, ('t spijt me dat ik zijn naam moet noe men, doch vraag het de familie Kooien maar, wie die man is) zag ik bij het inzien dat die verklaring niet doog, ik was er geheel van ontsteld. Ik heb toen een brief geschreven aan de commissie, om een nader onderzoek omtrent die verklaring in te stellen, en eveneens een afschrift aan den Officier van Justitie. Ik hoor de echter niets. Doch 's morgeus voor de Raadsvergadering kreeg ik een schrijven dat er geen termen waren om een nader onderzoek in te stellen en dat geheimhouding opgelegd was. Als nu zoo'n persoou geloofwaardiger geacht wordt dan een raadslid, wat moet men dan van zoo'n commissie denken Ik had dit niet verwacht van den heer Baselier die zoo graag heeft dat de deur steeds ópen staat, doch mij geen gelegenheid gaf om mij voldoende te verdedigen. De pluim voor de commissie is dan ook geheel misplaatst. dhr. VAN POORTVLIET. Ik zou heel wat kunnen vertellen en ook schelden en schim pen, doch dat doe ik nietik acht dit niet nuttig en bevorderlijk voor den goeden gang van zaken. Doch m.i. mogen de rapporten ge rust openbaar worden 't kleine bezwaar dat er tegen is acht ik niet van zooveel belang en ik maak me sterk dat de man door wien ge heimhouding van zijne verklaring verzocht is, geen bezwaar zal maken de rapporten openbaar te maken, 't Is de beste manier om de praatjes van partijdigheid op te heffen. De commissie heeft eenparig gezegd 1 is wel jammer dat het onderzoek over zoo'n bagatel gaat, doch dat de feiten niet bewezeu zouden zijn, moet ik tegenspreken. De commissie en ook de Raad kunnen in dezen vrij uitgaan. dhr BOGtERS sluit zich aan bij do woorden van den heer van Poortvliet. Spreker wil hier geen onaangenaamheden zeggen, dat past niet in dit raadscollege dooh de heer Herbers ver gist zich in 't eigenlijke rapport is de naam van Van Beers niet genoemd, doch wel in eene andere verklaring, bij een nader verhoor. Wjj, als commissieleden hebben ons gehouden aan de opdracht van 2 Februari. (Om de beweerde leveranties voor de goot aan de Markt te onderzo* ken.) dhr BASELIER 't Doet me aangenaam aan 20

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1921 | | pagina 99