170
2 7. MEI 1921
Niettegenstaande we allen overtuigd zijn dat
art. 24 der gemeentewet is overtreden, zouden
we het wel toegejuicht hebben als Ged. Staten,
gezien de geringheid der feiten, eene vervallen
verklaring direct niet noodig geoordeeld had
den, doch ik meen toch te moeten verklaren
dat deze beslissing ons heeft verbaasd.
dhr. HERBERS. Naar aanleiding van het
gesprokene door den Voorzitter, moet ik hier
opmerken dat ik die woorden betreur want de
Voorzitter houdt hierdoor de bewering staande
als zoude ik wel de wet overtreden hebben,
Wat art. 26 aangaat, zoodra ik het stuk mijner
schorsing thuis kreeg, heb ik getracht te weten
te komen wat ik gedaan heb. Eerst heb ik ge
tracht met den heer Baselier in verbinding te
komen, maar dat is mij niet gelukt. Toen ben
ik naar den heer Moors gegaan. Ik heb de
stukken nagezien en begreep dat het ging over
de goot op de Markt. Maar er was ook bij
eene afschuwelijke memorie van toelichting,
waarin stond dat ik herhaalde malen als raads
lid leveringen aan de gemeente had gedaan en
dat naar aanleiding daarvan een onderzoek is
ingesteld, waarvan de uitslag bewees dat ik dit
ook had gedaan. Die mij kent gedurende reeds
27 jaar, moet tot de (.vertuigiug komen dat het
niets anders was dan om mij te zoeken, want
feiten waren er niet. Ik had geen gelegenheid
om mij te verdedigen, vanwege miju gestel, ik
moest dus alles maar overlaten aan den Raad
en de Commissie van onderzoek. Ik heb het
toen maar met schrijven gedaan, ik heb naar
's Bosch geschreven, ik heb daarin de toestan
den eens bloot gelegd en gezegd hoe het hier
toegaat. Ik ging niet in beroep, ik zou maar
capituleeren, omredeu mijn zetel hier, zooals
het Dagelijksch bestuur is samengesteld toch
maar wankel staat, want als er nog eens kans
is, laten ze voor 't een of ander een wagon
steen komen, laten een metselaar een hand-
teekening zetten, en klaar is het weer. Ik was
in de veronderstelling dat de zaak was afgedaan
en heb daarom in de Steenbergsche Courant
een stuk geschreven dat ik geen raadslid meer
wilde zijn. Ook op de raadsleden ben ik lastig,
omdat er geen eukele was die mij verdedigde.
En dan de Commissie van onderzoek, die
dwalende rechters
VOORZ. Dat is thans niet aan de orde, dat
is afgedaan, en hadt u ter uwer verdediging
kunnen komen in de desbetreffende raadsver
gadering.