38
1 3. NOV. 1920
8. Voorloopige vaststelling Jer gemeente-
rekening dienst 1919.
uitgeoefend worden.
VOORZ. Betreft dit de rekening van het
Armbestuur, waar we nu mede bezig zijn.
dhr. BASELIER. Ik dacht dat 't ging over
de gemeenterekening.
De rekening 1919 van het Burgerlijk Arm
bestuur bedragende in ontvangsten f 7660.84=
en in uitgaven f 7112.20, alzoo sluitende met
een batig saldo van f 548 645, wordt met alge-
meene stemmen goedgekeurd en vastgesteld.
De begrooting voor 1921, bedragende in
ontvangsten en uitgaven f 8688.645, wordt
eveneens met algemeene stemmen goedgekeurd
en vastgesteld.
yg De commissie van onderzoek, bij monde van
den heer Bogers, brengt ook in dezen verslag
uit, verklaart de rekening met bescheiden
'y' 'f grondig te hebben nagezien en adviseert tot
goedkeuring. De commissie beeft enkel een
paar opmerkingen. Ie. Bij hoofdstuk 4, art. 9,
afdeeliug 1 komt een post voorKosten van
de Burgerwacht; daarbij is enkel genoemd het
bedrag ad f 902.59; de commissie wil niet
beweren dat de post al of niet goed is, doch
zou in het vervolg daarvan gaarne eene speci
ficatie hebben. 2e. Hoofdst. 5, art. 10 Kosten
van de Huurcommissie. Hierbij wordt het
salaris van den secretaris der Huurcommissie
aangegeven ad f 60. De commissie is overtuigd
dat dit salaris van den secretaris te klein is en
zou dit willen brengen op f 120.
De VOORZ. kan hiarop antwoorden dat B.
en W. aan den Miuister hebben voorgesteld
het salaris van den secretaris en van de leden
te verboogen, omdat zij overtuigd waren dat
bet te laag was. De Minister heeft hierop
echter afwijzend beschikt.
dhr. BOGERS. Dat is me wel bekend doch
wij zouden willen voorstellen bij den Minister
er nog eens op aan te dringen alleen bet salaris
van den secretaris te verhoogen.
Overigens heeft de commissie geen bezwaren
en stelt voor de rekening goed te keuren.
dhr. BASELIER. Ik kom terug op mijn
eerste gezegde dat er meer contiöle moet zijn.
Er zijn rekeningen waarmede ik wel in zee kan
gaan, doch er zijn er ook die mij erg onduide
lijk zijn. De gemeentekas is geen appelboom,
waar men de vruchten zoo maar kan afschud
den, doch aan de verdiensten moet ook een
grens bestaan. Ik wil hierop niet verder ingaan
doch een beroep doen op B. en W. om meer
controle op de uitgaven uit te oefenen. Dan
8