De heer Koevoets zegt zich volledig te kunnen verenigen met de doelstelling
van de peuterspeelzalen „Hij vindt het raadsvoorstel onduidelijk daar hierin
niet exact de inkomsten van de peuterspeelzaal zijn weergegevenHij vindt
dat het subsidie pas mag worden uitgekeerd als de noodzakelijkheid daarvan
onomstotelijk vaststaatDe heer Leerentveld zaqt het giknibtal van zijn
collega-raadsleden kleinzielig te vinden, daar er naar zijn mening helemaal
niet zo veel subsidie wordt verstrekt» Hij zegt da sociale contacten voor de
peuters verschrikkelijk belangrijk te vinden. Hij vindt dat de voorzieningen
in kleine gemeenten onder druk staan en voegt hieraan toe dat hst negatief
vestigingsoverschot deze druk alleen maar vergroot. Het voorstel van het
College om de derde ochtend per week niet voor subsidie in aanmerking te laten
komen vindt de heer Leerentveld zo dit leidt tot wachtlijsten niet juist»
Da salariëring van de hoofdleidstar vindt hij niet te hoog doch eerder te laag.
De hoofdleidster wordt betaald op basis van het minimumloon gedurende de tijd
stippen waarGp de peuterspeelzaal geopend is terwijl ze veel langer aanwezig
moet zijn, aldus de heer Leerentveld. De ouderbijdrage van 35,00 per maand
vindt hij hoog, vooral voor mensen die rond moeten komen met een sociale uitkering,
Hij zegt dat steeds wordt gezegd"Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst"doch
dat het hier begint te lijken op het kind van de rekening» De heer Koevoets
t dat de heer Leerentveld geen verwijt mag maken aan het adres van de Raad
zijn algemeenheid en rekening moet houden met hetgeen ieder raadslid zelf
heeft gezegd. Hij zegt nogmaals de cijfers in het voorstel niet erg duidelijk
te vinden. De heer van Hoof zegt nog steeds moeite te hebben met het voorstel.
Hij is het niet eens met een subsidiëring in het nadelig saldo daar dit naar
zijn mening iedere stimulans om de begroting sluitend te krijgen wegneemt.
Hij zegt voorstander te zijn van subsidiëring per peuter. Hij vraagt of het
niet mogelijk is het subsidie van 15% van de ouderbijdrage te verhogen. Hij betwij
felt de slechte leefbaarheid voor kinderen in Standdaarbuiten. De heer Hokke
wijst erop dat de gemeenschap reeds nu al 1/3 deel van de totale kosten voor
zijn rekening neemt en zegt van mening te zijn dat het subsidie niet verder ver
hoogd mag worden, al onderschrijft ook hij het belang van een peuterspeelzaal.
Ook hij vraagt of het subsidie op de ouderbijdrage van 15% niet verhoogd kan
worden. Ook wijst hij op het feit dat de peuterspeelzaal te Noordhoek wel rond
kon komen.
De voorzitter zegt dat het niet persé noodzakelijk is dat de ouderbijdrage per
maand verhoogd wordt met 2,50. Wel zal bij de bepaling van het subsidie in het
nadelig saldo worden uitgegaan van 35,00 ouderbijdrage per peuter per maand.
Hij wijst voorts op het feit dot de inkomsten van de peuterspeelzaal sterk af-
f-^kElijk zijn van de ouderbijdrage terwijl de uitgaven niet zo zeer afhankelijk
zqn van het aantal deelnemende peuters. Het voorstel van het College is er uit
sluitend op gericht dat de peuterspeelzaal mits voldoende aan de gestelde voor
waarden een subsidia in het nadelig saldo kon ontvangen tot een maximum van
1.500,00. Het College stelt voor aan een dergelijke subsidiëring geen tijd
te binden. De Raad heeft in deze haar eigen beslissing, aldus de voorzitter.
Zoals vermeld in het voorstel heeft het College slechts gekeken naar het aantal
peuters waarbij kostendekkend gewerkt kan worden.
- Er -