- 3 - Met betrekking tot het voorstel merkt hij op dat te constateren is dat de leges met vier procent stijgen terwijl de loonkosten met 6,2 procent stijgen. Hij zegt dat dit verschil toch elders in de begroting zal moeten worden opgenomen. Met betrekking tot de rioolrechten vraagt hij hoe hard de "85%-norm" is van het Ministerie van Binnen landse Zaken. De hondenbelasting wil hij vooralsnog gehandhaafd zien. Hij zegt zich echter af ta vragen of het zinvol blijft deze belasting te heffen nu de perceptie kosten het belangrijkste gedeelte van de kosten zijn. Het niet-verhogen van de reinigingsrechten uit vrees voor klandestiene stortingen zegt hij een onjuiste redenering te vinden. Hij zegt dat zonodig de controle verscherpt moet worden. Bij een herziening van het heffingenstelsel zegt hij zich te zullen verzetten tegen het verlaten van het principe dat de vervuiler betaalt. Het voorstel tot het onge wijzigd laten van de antennerechten zegt hij niet geheel duidelijk te vinden. Hij vraagt of dit van toepassing is voor alleen de centrale-antenne-inrichting of ook voor de andere gemeenschappelijke installaties. Ten aanzien van dit voorstel zegt hij voorts dat het aansluitpercentage naar zijn mening geen rol mag spelen in de tarief stelling. Het tarief moet volgens hem gebaseerd zijn op een dekkingsplan. Het voorstel met betrekking tot de onroerend-goed-belastingen kan naar zijn mening niet worden losge zien van de bijzondere dekkingsmiddelen. Hij zegt dat ook hierin gewaakt moet worden voor een automatisme. Naar zijn mening stelt het College zich te passief op. Een beleidsplan acht hij dringend nodig. Ten aanzien van de ontwerp-besluiten merkt hij ^rvolgens nog op dat het tarief voor een fotokopie, zoals vermeld in de legesver- ^TCening, te hoog is. De bedragen genoemd in de artikelen 35, 36 en 37 kunnen naar zijn mening echter worden verhoogd. Voor de leges genoemd in artikel 40 vindt hij dat er een relatie moet worden aangebracht met de hoeveelheid werk die aan de vergunning verlening is verbonden. Het opnemen van een maximum van door te berekenen kosten van door externe deskundigen uit te brengen adviezen, acht hij gevaarlijk. Hij zegt dat vergunningen soms aanzienlijk duurder kunnen zijn. Tot slot zegt hij dat het hem niet duidelijk is waarom er bij de rioolrechten verschillende bedragen worden geheven van verschillend in gebruik zijnde panden. De voorzitter zegt dat met betrekking tot de in deze vergadering gedane voorstellen niet gewacht kon worden op de behandeling van de gemeentebegroting. Dit zou een tijdige goedkeuring en inwerkingtreding van de besluiten kunnen belemmeren. Het door de heer Leerentveld verweten automatisme bestrijdt hij. Hij zegt dat juist een duidelijk selectief voorstel wordt gedaan waarin elk onderdeel afzonderlijk wordt benaderd. Dat niet de gehele stijging van de loonkosten met een legesverhoging kan worden ge compenseerd erkent hijHij acht dit echter des te meer reden om de maximaal toegestane verhoging toe te passen Naar aanleiding van de vraag naar de hardheid van de "85%-norm" van het Ministerie van Binnenlandse Zaken m.b.t. de aanvullende bijdrage aan gemeenten in de kosten riolering, zegt de voorzitter dat deze slechts hard is voor zogenaamde artikel gemeenten. Naar de mening van de voorzitter zal het als acceptabel worden be schouwd wanneer andere gemeenten enigzins onder deze norm blijven. Trendmatige aan passing acht hij echter toch dringend gewenst. Met betrekking tot het al dan niet heffen van een hondenbelasting zegt hij voorlopig de ontwikkelingen terzake te willen afwachten. Een herziening van het heffingstelsel voor reinigingsrechten acht hij een goede zaak. Reeds vele gemeenten zijn Standdaar- buiten voorgegaan en hebben op grond van de Afvalstoffenwet een vast bedrag per jaar per gezin vastgesteld. Hij benadrukt dat op deze manier minder reden aanwezig is tot illegaal vuil storten. De voorzitter zegt vervolgens dat het niet-verhogen van de antennerechten uiteraard geldt voor zowel de centrale-antenne-inrichting als de in gebruik zijnde gemeen schappelijke antenne-inrichtingen. Hij merkt daarbij op dat verwacht mag worden dat het veronderstelde aansluitpercentage voor de uitbreiding van de C.A.I. wordt gehaald. Het verweten automatisme ten aanzien van verhoging van de onroerend-goed-belastingen acht hij niet terecht. Hij wijst daarbij op het niet verhogen van deze belasting in 1982. Hij zegt bereid te zijn een eventuele verlaging of verhoging van in de leges verordening genoemde bedragen in de toekomst te willen bezien. Het opgenomen maxi mum bij de kosten van een hinderwetvergunning is echter een opgelegde verplichting tot zekerheidsstelling van aanvrager. Tenslotte zegt hij dat het aanvaardbaar is dat verschillend in gebruik zijnde panden ook verschillend worden aangeslagen in rioolrechten. - De -

Raadsnotulen

Standdaarbuiten: 1937-1996 | 1982 | | pagina 53