gedeelte van de gemeentelijke onderwijstekorten veroorzaakt wordt door het eigen beleid van de gemeenten. Eerst op basis van de resultaten van de commissie-Londo en het onderzoek bij de modelscholen kan volgens dit antwoord worden vastgesteld of en in hoeverre de uitkeringsbe dragen voor het gewoon lager onderwijs te kort schieten. Het lijkt er op, dat ook voor de stichtingskostenvergoedingen voor het g.l.o. een onder scheid wordt over'v/ogen tussen vergoedingen voor permanente en semi- permanente bouw. Hij zegt dat het rijk door verlaging van de leerlingenschaal de gemeen ten dwingt tot bijbouwing van lokalen welke straks de geweldige ge zinsverdunning en nog eens extra door bevriezing van de kleine kerner weer leeg zullen komen staan. De thans voorliggende brief' van het schoolbestuur duidt in hoge mate op onbegrip en heeft met deze affaire geheel niets van doen. Als het rijk zijn grondwettelijke taak nakomt behoeft de bouw van een sportzaal niet ten koste te gaan van andere onderwijsvoorzieningen. De heer van Hoof zegt een andere mening toegedaan te zijn dit na uit voerig beraad in zijn fractie. Hij vindt het onderwijs veel belangrijke dan het bouwen van een sportzaal Spreker kan zich terugvinden in de argumentatie van het schoolbestuur De voorzitter antwoordt dat niet altijd toegegeven moet worden aan de drang van de inspectie, we kampen al een x aantal jaren met onderwijs- tekorten. Het rijk bezuinigt op andermans zak. Spreker zegt dat er helemaal geen reden tot ongerustheid behoeft te zijn; wanneer het onderwijs nu tekort kwam, maar dat moet eerst nog bewezen worden, want momenteel kunnen zij nog behoorlijke reserves maken- - Als het rijk het vertikt, moeten wij ons er dan wel druk om gaan maken? De grondwet bepaalt dat onderwijs rijkszaak is, wat betekent dat wij onszelf niets hoeven te verwijten. De heer van Hoof vraagt, wanneer het rijk zijn taak verwaarloostvrij dan niet moeten zorgen, dat het goed gaat, want integratie is dan niet meer realiseerbaar. De voorzitter antwoordt dat de zaken niet omgedraaid moeten worden. ï'-~J onderwijs komt daardoor niet op de tocht te staan, en als dit wel zo zo^ zijn, is dit de schuld van het rijk. Spreker zegt de mening van de heer van Hoof niet te delen. De heer Bogaarts zegt graag even in te willen haken op de mening van de heer van Hoof. Als het onderwijs werkelijk op de tocht zou komen ~ou hij dat j gat een zeer kwalijke zaak vinden, maar hij zegt dat er maar een gering aantal aanvragen art.72 zijn geweest de laatste jaren en die zijn vrij wel alle gehonoreerd, 25,00 per leerling minder levert nog geen t*5'* op. Spreker merkt nog op, dat het in Noordhoek ook rendabeler was om nieuw te bouwen, i.p.v. renoveren. Hij zegt er het volste vertrouwen in te hebben dat dit in Standdaarbuiten ook kan. De voorzitter merkt nog op, dat wanneer het rijk maar 1% geeft, wij toch geen 7% moeten gaan geven. Niets is meer verhoogd dan de vergoeding aan de scholen, deze zijn verveelvoudigd en het is nooit genoeg. De heer van Poeijer zegt de mening te zijn toegedaan dat het rijk de bestuurlijke verantwoording, maar de gemeente de morele verantwoorde lijkheid voor het onderwijs heeft. De voorzitter antwoordt dat de gemeente alleen maar als doorgeefstatH fungeert, en dat het rijk voor de mogelijkheden moet zorgen. -Het-

Raadsnotulen

Standdaarbuiten: 1937-1996 | 1978 | | pagina 74