- 2 -
dat hem geen persoon met deze naam bekend is die bouwgrond wil
kopen in het bestemmingsplan "Oost" te StanddaarbuitenHij ver
wijst in deze nogmaals naar agendapunt 11.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens besloten alle stukken
voor kennisneming aan te nemen.
4. Vaststelling vergoeding ingevolge artikel 101/bis van de
Lager-onderwijswet 1920 voor 1976.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt het voorstel aan
genomen.
5. Beroepschrift tegen het verhoogd vastgestelde bedrag per leerling
ingevolge de Lager-onderwijswot 1920 over 1976.
De heer Bogaarts merkt op het volledig eens te zijn met het voorstel
van het College. Dit mag als een hard standpunt overkomen voor
buitenstaanders, maar de conclusie lijkt gewettigd, aldus de heer
Bogaarts, dat er voldoende middelen aanwezig zijn, te meer nu er
sprake is van reserves; hij zegt voorts dat, als er werkelijk be
hoefte is aan ruimere armslag, dat het Rijk hier dan maar de
middelen voor moet verschaffen. Spreker zegt op het standpunt te
staan dat de scholen alles behoort toe te komen wat redelijk doch
tevens rechtvaardig is, en dat het uit dien hoofde dringend ge
wenst is dat er spoedig een definitieve oplossing voor dit steeds
terugkerend probleem wordt gevonden. De heer Bogaarts merkt verder
op het bepaald een onredelijke en irriterende zaak te vinden dat
het advies van de gemeente in deze stelselmatig door de Inspec
teurs wordt weggewuifd. Tenslotte merkt hij op dat de scholen er
het beste mee zouden zijn gediend dat zij vooraf precies zouden
weten waar zij op financieel gebied aan toe zijn, en dat zij dan
wel noodgedwongen de tering naar de nering weten te zetten.
De voorzitter zegt verheugd te zijn dat de heer Bogaarts er zo
over denkt; hij zegt dat de onderhavige problematiek onder andere
voortkomt uit een irreële begrotingsopstelling waarbij naar een
fictieve groot-onderhoudspost wordt toegerekend waaraan de
Inspecteurs, het College van Gedeputeerde Staten en de Minister op
hun beurt vasthouden. Volgens spreker mag het echter als een
lichtpunt worden beschouwd dat de uitspraak is gevallen dat de
basisschool te Noordhoek, althans voor wat 1974 betreft, niet
wordt geacht in bijzondere omstandigheden te verkeren. Het is een
onverteerbare zaak, aldus de voorzitter dat stelselmatig artikel
101/ter van de Lager Onderwijswet 1920 in plaats van artikel 72
van deze wet wordt gehanteerd om de specifieke materiële voordelen
te verkrijgen die artikel 72 biedt, terwijl steeds maar wordt ge
tolereerd dat de controleprocedure \an artikel 72 van de wet worden om
zeild de term misbruik, zegt hij, mag hier bevoeglijk worden
gebruikt. Over de financiële problematiek in het algemeen merkt
spreker op dat het goede zaak zou zijn indien de centrale over
heid het bedrag per leerling zou vaststellen, zoals dit ook bij
het kleuteronderwijs geschiedt, hoewel niet ontkend kan worden
dat de wijze waarop dit laatste geschiedt het een en ander te
wensen overlaat.
De heer van der Horst merkt vervolgens op dat hij de duur van de
beroepsprocedure zonder meer buitensporig vindt, en dat hij
overigens ook volledig achter het voorstel van het College staat.
Ook de heer Mulders zegt de lange duur van de beroepsprocedure zonder
meer een tergende zaak te vinden; hij merkt verder op dat het
opvallend is in de stukken stelselmatig te moeten constateren dat
de schoolbesturen bij het realiseren van hun vergaande
-3-