- 2 -
repliceert dat eventuele latere verhogingen van de keurlonen hier
dan onvermijdelijk mél toe zullen leiden. In dit verband merkt de
voorzitter voorts op persoonlijk te vrezen dat, als het ooit zal
komen tot een centraal opererende Rijkskeuringsdienst, het eind van
de verhogingen van de keurlonen vooralsnog niet in zicht is, hetgeen
volgens spreker in het algemeen een euvel kan morden genoemd dat
eigen is aan centraal geregelde voorzieningen.
De heer Mulders merkt vervolgens op dat het aan huis slachten als
verschijnsel op zich zomiezo aan het afnemen is, een ontmikkeling
die parallel loopt met het teruglopen van het aantal huisslachters;
hij zegt de vrees van de heer van der Horst desmege niet te delen.
De voorzitter merkt met betrekking tot de tarieven nog op dat bij
het toetreden bij de onderhavige Gemeenschappelijke Regeling is
afgesproken de ontmikkelingen op de voet te volgen en de tarieven,
indien hier zoals in casu op grond van bijvoorbeeld een nadelig
begrotingssaldo aanleiding toe zou bestaan, periodiek aan te passen;
door een zodanige aanpak mordt het alternatief, zoals mogelijke
forse bijpassingen achteraf, in ieder geval vermeden.
Zonder hoofdelijke stemming mordt het voorstel tenslotte aangenomen.
6. Vaststelling van het bedrag van het krediet in rekening-courant
voor 1977.
De voorzitter merkt op dat van geval tot geval naumlettend zal mor
den bezien of krediet in rekening-courant dan mei het aangaan van
een of meer kasgeldleningen de voorkeur verdient.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming mordt het voorstel vervol
gens aangenomen.
7. Wijziging rechtspositieregelingen van het qemeentepersoneel
Zonder discussie of hoofdelijke stemming mordt het voorstel aangenomen.
8. Vaststelling diverse vergoedingen voor het kleuterondermi.is voor
1976.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming mordt het voorstel aangenomen.
9. Verlenen van voorschotten op diverse vergoedingen voor het kleuter
ondermi.is voor 1977.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming mordt het voorstel aangenomen.
10. Vaststelling van de vergoedingen ingevolge artikel 101 der Lager
Ondermijsmet 1920 voor het jaar 1976.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming mordt het voorstel aangenomen.
11. Vaststellinq van het bedrag per leerling ex artikel 101 der Laoer
Ondermi.jsmet 1920 voor het jaar 1977.
Dp voorzitter stelt dat het niet onlogisch zou zijn indien de organen
die met de uitvoering van de ondermijsmetgeving zijn belast, in casu de
gemeenten, bij deze uitvoering in financieel opzicht op dezelfde voet
zouden morden behandeld als de schoolbesturen ten aanzien van hun ver
plichtingen tegenover het ondermijzend personeel; hij zegt dat hij het
overheidsbeleid in deze ronduit een vreemde gang van zaken vindt. Bij
deze frustrerende gang van zaken, aldus spreker, komt nog het feit dat
de financiële afmikkeling van de vergoedingen over de laatste jaren ten
gevolge van de ingestelde beroepsprocedures een tergend langzaam
- verloop -