- 4 - In het licht van deze tegenstelling, en de lijn doortrekkend van de aan de heer Nagtzaam - zij het ten onrechte - verleende bouwvergunning pleit hij ervoor de heer Ortelre alsnog de bouwvergunning te verlenen. Spreker merkt verder op dat hij het het Gemeentebestuur bepaald kwalijk neemt dat dit zijn invloed niet heeft aangewend bij de verkoop van de woning, het geen zijn inziens had kunnen wurden voorkomen. Hij zegt het niet te kun nen verkroppen dat het Gemeentebestuur zich het maken van fouten kan permitteren maar dat de heer Ortelee hier nu voor moet bloeden. De heer van de Nobelen merkt voorts op dat de huidige Raad geen veranti' rding behueft af te leggen voor fouten die in 1958 in de Raad zijn sgaan; hij pleit tenslc te voor clementie ten aanzien van de heer Ortelee, le galisering van de illegale bouw on rl. nog verlening van de bouwvergunning. De voorzitter antwoordt dit laatste bepaald irreëel te vinden omdat de bouw van de burgerwoning, in flagrante strijd met de bepalingen van het Bestemmingsplan gebouwd, nooit of te nimmer gelegaleseerd kèn worden; hij merkt op dat overigens van de zijde van illegale bouwers - op èèn na - nooit pogingen zijn ondernomen om alsnog achteraf een vergunning te krij gen. Spreker bestrijdt verder de opvatting van de heer van de Nobelen dat het Gemeentebestuur de verkoop van de kwestieuze woning had kunnen belet ten aangezien niet administratiefrechtelijke bepalingen, doch de be palingen van het Burgerlijke Uietbuek op verkoop van toepassing zijn; hij herhaalt dat de heer Ortelèe er, gezien zijn vöörwc nschap, in zijn eigen belang beter aan zou hebben gedaan de aankoop van de woning achterwege te laten. De heer van der Horst merkt vervolgens op dat de illegaal gebouwde woning, die aan de heer Nagtzaam wordt verhuurd, eigendom is van een zelfstandige; het feit dat de heer Nagtzaam wèl een bouwvergunning heeft gekregen, zij het abusievelijk, en dat de heer Ortelee, een niet-zelfstandigedeze vergunning misschien niet krijgt, is voor hem ten enen male onverteerbaar en het zwveelste bewijs dat de werknemer maar wordt geflest. De voorzitter antwoordt dat het hier absoluut niet gaat om de kwestie werkgever of werknemer, doch om de kwestie van legaal bouwen of illegaal bouwen. De heer van Tilburg zegt vervolgens dat voor hem een zwaarwegend argument tégen verlening van de bouwvergunning het feit is dat de heer Ortelee van tevoren met de hele gang van zaken met betrekking tot de woning op de horgte is geweest, en dat deze het risico van niet-verlening van de buuw- vergunning kennelijk welbewust heeft ingecalculeerd; dat de echtgenote van de heer Ortelee reuma-patiënte is sinds ze in deze gemeente wwont, komt hem niet waarschijnlijk voor omdat de symptomen hiervan zich meestal eig vroeg manifesteren. Spreker informeert verder of voor de eventuele vervanging van verrotte onderdelen van de bungalew van de heer Ortelee een bouwvergunning ncdig is. De voorzitter antowoordt met betrekking tot dit laatste dat hier gaan bouwvergunning voor nodig is en merkt verder op dat het zelfs zo is dat voor het afbreken en in precies dezelfde staat herbouwen van een huis ook geen bouwvergunning vereist is omdat :.t nu eenmaal geen uitbreiding of verbetering is, maar onderhoud. De heer Bogaarts merkt met oetrekking tot het onderhavig probleem op dat het spreekwoord "wie kaatst moet de bal verwachten" hier in alle u' zich^- wpgaat; ook volgens hem heeft de heer Ortelee door de bungalow mei, tn. lusten en lasten over te nemen een zakelijke gok gewaagd en hier moet, aldus spreker, voor ogen worden gehouden dat er alleen maar een strikt zakelijke beslissing genomen dient te worden terwijl persoonlijke omstan digheden buiten beschouwing moeten blijven. Volgens de heer Bogaarts is het prwbleem aldus te omschrijven dat de heer Ortelee onder een eenmaal aanvaarde verplichting, inhoudende dat hij niet zou mogen verbouwen, wil uitkomen, en hij merkt voorts cp dat ook naar zijn mening een beroep op het gelijkheidsbeginr V hier niet opgaat. - Spreker -

Raadsnotulen

Standdaarbuiten: 1937-1996 | 1976 | | pagina 4