GEMEENTE STAND DAARBUITEN
4
De heer van de Nobelen vraagt vervolgens, of de zinsnede in de ontwerp-
brief van het College met betrekking tot de dijkt-.luds afkomstig is van
het College zelf of dat deze zijn oorsprong vindt in agrarische leringen;
hij stelt dat, c.ls het gaat om het tegengaan van gev voor de dijkta-
luds, ook andere middelen ten dienste staan dan de in de ontwerp-brief
voorgestelde methode van onteigenen; dit laatste acht spreker uit mense
lijk oogpunt onaanvaardbaar. De voorzitter stelt hier tegenover dat het
hem logisch voorkomt dat, wanneer dijkbermen worden overgedaan aan de
beheerder van de dijkweg, dat zulks ook geschiedt met de aangrenzende
taluds. Te meer is de voorzitter voor dit laatste alternatief omdat zeer
veel wegbermen eigendom van de wegbeheerder zijn, in welke gevallen men
als derde niet dan zonder hiertoe expliciet het^recht te hebben derge
lijke bermen mag beplanten. Spreker is echter voor een schadeloosstelling
in de vorm van een gemakkelijke - gelijkvloerse - tuin op loopafstand,
wanneer partictilieren het recht wordt ontnomen om taluds als moestuin te
gebruiken
De heer Mulders toont zich verheugd over de mogelijkheid, dat taludtuin
ders te zijner tijd een andere tuin kunnen krijgen; voor agrariërs acht
hij het menigmaal moeilijk te verteren wanneer de Landinrichtingswet in
de toekomst ook andere dan puur agrarische belangen zal behartigen. Over
igens betwijfelt spreker of er door de maatschappelijke ontwikkelingen
in de toekomst nog wel zoveel behoefte zal bestaan aan moestuinen»
De heer van der Horst vraagt vervolgens hoe ver de Nieuwlandschendijk
zal dienen te worden verhard. De voorzitter antwoordt, dat dit naar zijn
mening zodanig zal dienen te geschieden dat alle tussen de Keene en de
Nieuwlandschendijk gelegen gronden gemakkelijk ontsloten worden.
De heer van de Nobelen informeert vervolgens of de hierboven geschetste
gang van zaken tot gevolg zal hebben dat afbreuk wordt gedaan aan het
totaal-hectarenplan. De voorzitter zegt dat dit naar zijn mening niet zo
is, er vervolgens aan toevoeger dat de gemeente Standdaarbuiten nu een
maal een andere mening heeft over deze zaken als de Voorbereidingscommis
sie die een bos, in tegenstelling tot College en Gemeenteraad, een
wezensvreemd element in het landschap vindt. f
In dit verband merkt de heer Bogaarts op, dat hij brede wegen en indus
triële vestigingen niet vindt passen in het polderlandschap; ze worden
evenwel als noodzakelijk geaccepteerd. Hebben wij, in dit licht bezien,
dan geen recht op een vorm van compensatie, vraagt spreker zich s.f.
Nogmaals stelt de heer Bogaarts zich onverkort achter de inhoud van de
ontwerp-brief van het College waarvan de Voorbereidingscommissie zo
spoedig mogelijk op de hoogte dient te worden gesteld, inclusief van het
standpunt van de Gemeenteraad in deze. Tenslotte zegt de heer Bogaarts
het te betreuren, dat in het verleden bij de aanleg van de Rijkswegen
en de Leidingstraat geen herverkavelingsplan aan de orde is gekomen; des
te zwaarder zal naar zijn mening de druk van de gemeente nu moeten zijn
op de Voorbereidingscommissie.
De heer de Wit vraagt voorts, of de kwestie van de bedrijfsverplaatsing
ook reeds ter sprake is gekomen. Dit wordt door de voorzitter in beves
tigende zin beantwoord; met name de Flevopolder, zegt hij, is in dit ver
band vaag ter sprake gekomen. De heer de Wit pleit voor duidelijke faci
liteiten met betrekking tot eventuele bedrijfsverplaatsingen; toezeggin
gen in deze zouden naar zijn mening het hele herverkavelingsplan soepeler
kunnen doen verlopen. De voorzitter merkt nogmaals rp dat or tot op -
nog geen, zelfs geen vage toezeggingen zijn gedaan van de zijde van de
Directie van de Flevopolder; hij zegt in dit verband dat de wachtlijst
voor deze polder zeer groot is, en dat aan een uitverkiezing een zeer
zware selectieprocedure voorafgaat.
- Tenslotte -