GEMEENTE STANDDAARBUITEN - 2 - heeft laatstgenoemde herhaaldelijk misstappen begaan. Hij concludeert dan ook dat het voor de heer Willems niet zozeer moeilijk moet zijn geweest zich aan de voorschriften te "kunnen" houden, doch dat het juist heeft gemankeerd aan de bereidheid zich daaraan te "willen" houden. Wat het pleit van de heer Mul ders betreft om de middenweg te volgen merkt de voorzitter op dat de gemeente de heer Willems hier in een eerder stadium reeds de kans toe heeft geboden, namelijk door hem de gelegenheid te geven tot het aanvragen van een nieuwe Bouwvergunning. Een andere middenweg acht spreker niet gemakkelijk volgbaar; het laten overspuiten van de dakbedekking ziet hij als een deeloplossing: de sterk glooiende kap en de ronde dakkapel, die niet conform de Bouwvergunning zijn aangebracht, blijven dan immers nog bestaan. Spreker zegt tenslotte dat men, zeker in deze tijd, "neen" moet durven zeggen en dat anders, met name wat betreft dit soort aangelegenheden, het hek van de dam is; temeer moet men zulks doen met het oog op degenen, die bij pogingen om van een verleende Bouwvergun ning af te wijken, werden terechtgewezen en die zich bij het laten passeren van deze zaak dan ook terecht genomen zullen voelen. De heer van der Horst merkt vervolgens op slechts gedeeltelijk met deze argu mentatie mee te kunnen gaan; met name zegt hij niet zo zwaar te tillen aan de bewering dat bij het zonder meer verlenen van de Bouwvergunning "het hek van de dam is". Hij zegt dat in deze gemeente vaak water bij de wijn is gedaan in Welstandszaken en dat deze hele materie zijns inziens sterk in beweging is; als voorbeeld van een soepele opstelling ter zake noemt hij de dakbedekking van de woningen van de heren de Visser en van Rijswijk waar, tussen huizen met pannen daken, met shingles, en wegens leverantiemoeilijkheden later zelfs met twee kleuren shingles is gewerkt. Spreker stelt, dat de gemeente kennelijk met de rug tegen de muur staat en dat er, wegens de principiële opstelling van het Col lege, blijkbaar slechts ruimte is voor èèn oplossing, namelijk - anders dan wat hij persoonlijk voorstaat - het weigeren van de Bouwvergunning. De voorzitter antwoordt, dat het hier niet alleen om een Welstandskwestie gaat, doch tevens om afwijking van de voorwaarden waaronder een eerdere Bouwvergun ning is verleend; hij geeft toe dat degene die werkt, ook fouten maakt, doch dit neemt zijns inziens niet weg, dat zo iemand de ene keer het gelijk duidelijk aan zi'jn kant kan hebben, doch in een ander geval evenzeer het tegendeel; bij dit alles komt echter dat de Bouwverordening raadpleging van de Welstandscommissie dwingend voorschrijft. Hij verklaart zich echter persoonlijk, voorgeval de Raad mocht besluiten de groene shingles te handhaven, voorstander van het verbinden van bepaalde voorwaarden aan de Bouwvergunning. De heer Mulders merkt nogmaals op dat hij er wegens de opengebleven vragen nog altijd niet ten volle van overtuigd is dat de heer Willems duidelijk fout is, en dat hij daarom vóèr verlening van de Bouwvergunning is en het laten opleggen van een rechterlijke boete. De voorzitter antwoordt, dat hij de kans dat de kantonrechter tot dit laatste overgaat, zéér gering acht; de kans dat de zaak wordt geseponeerd is, blijkens navorsing zegt hij, bijzonder groot; de gemeente zal worden tegengeworpen, dat zowel de Gemeentewet, de Woningwet als de Bouwverordening voldoende gelegenheid bieden om corrigerend op te treden in een geval als het onderhavige. De heer van de Nobelen merkt vervolgens op dat de marge binnen welke men bij het bouwen eigen initiatieven kan ontplooien, in deze gemeente minimaal is, vooral waar het de dijkbebouwing betreft. De voorzitter antwoordt, dat men het, vooral wat betreft deze dijkbebouwing, nu eenmaal niet kan stellen zonder een aantal grondbeginselen; verder merkt hij op dat het nog nooit is voorgekomen dat een Raadsbesluit, waarbij in beroep alsnog een Bouwvergunning werd verleend, door de Kroon is vernietigd, en dat de - betreffende -

Raadsnotulen

Standdaarbuiten: 1937-1996 | 1975 | | pagina 13