GEMEENTE STANDDAARBUITEN De voorzitter antwoordt dat zulks reeds gebeurt,en zelfs een absolute voorwaarde is om voor de toekenning van subsidie in aanmerking te komen; hij pleit er verder voor om alsnog zoveel mogelijk zaken, die kunnen dienen voor een grondige discussie van dit onderwerp,te verzamelen en op papier te zetten. De heer Mulders spreekt de vrees uit dat de kosten van sportbeoefening in de toekomst zo zullen stijgen dat dit niet meer te subsidiëren zal zijn en dat dit tot gevolg zal hebben dat een eventueel alhier te bouwen sportzaal niet optimaal benut zal kunnen worden; de enige methode die zijns inziens aan deze problemen het hoofd kan bieden is een verhoging van de tarieven van de onroerend goed-belastingen. De voorzitter antwoordt hierop dat dit naar zijn mening wel het laatste redmiddel behoort te zijn; te forse bezuinigingen ten aanzien van verenigingen en instellingen, die op het totaal overigens slechts een minimaal bedrag uitmaken, kunnen tot gevolg hebben dat er niet meer te werken valt, te meer omdat de gemeente door de provinciale en centrale overheid toch al zo zeer wordt van gedwongen om te bezuinigen; een goede start van een/gemeentelijk subsidie afhankelijke vereniging of instelling noemt hij in dit kader zeer belangrijk; als zodanig vermeldt hij de on langs opgerichte Stichting Peuterspeelzaal. De heer Mulders informeert vervolgens bij de voorzitter naar de mogelijkheid om het subsidiëringsbeleid met de Raadsleden onderling te bestuderen; de heer Bogaarts spreekt te dien aanzien zijn voorkeur uit voor een bestudering in commissieverband. Met dit laatste voorstel verklaren allen zich akkoord; de voor zitter stelt voor tot leden van de Commissie ad hoc van elke Raadsfractie een lid te benoemen; met de aanwijzing van de heren van de Nobelen, Bogaarts en van der Horst stemt iedereen vervolgens in. De voorzitter benadrukt echter dat men zich niet te veel illusies moet maken over de resultaten van een bestudering van het subsidie-vraagstuk. De heer Bogaarts vraagt vervolgens met betrekking tot de op pagina 112 van de ontwerp begroting vermelde uitgavepost no. 344 betreffende het lidmaat schap van de Stichting Centraal Projectie Instituut C.P.I. te Amsterdam of de lagere scholen in deze gemeente op de hoogte zijn van voornoemd lidmaatschap van deze gemeente. De voorzitter antwoordt dat hem dit niet bekend is; hij zegt toe dit alsnog ten spoedigste aan de schoolhoofden mede te delen. Met betrekking tot de op pagina 122 van de ontwerp begroting vermelde uitgavepost no. 363, onder volgnummer 06, betreffende de subsidiëring van het vormingswerk voor jong volwassenen, merkt de heer Bogaarts op dat het aantal te subsidëren lesuren overeenkomt met de onderwijsuren van 4 lagere scholen, en dat het onderwijs aan de uit deze gemeente afkomstige partieel-leerplichtigenbezien vanuit het gemiddelde bedrag per leerling bij het lager onderwijs, 13 maal zo duur is dan de kosten van lager onderwijs; spreker zegt dat, hoewel hij van mening is dat het vormingswerk voor jong volwassenen gehandhaafd behoort te blijven, de betrokken gemeenten ergerlijk weinig voorlichting ter zake krijgen van de instituten, en dat de hele materie op dit moment voor iedereen uiterst ondoorzichig is. - De - 2000 9-74

Raadsnotulen

Standdaarbuiten: 1937-1996 | 1974 | | pagina 61