-3-
leidenae kracht bij moet komen; hij heeft hierover niets geconsta
teerd in de stukken. De voorzitter zegt dat deze 2 zaken los van
elkaar staan, en dat de aanstelling van een leerkracht in elk geval
een kwestie is die niet bij de lokale overheid ressorteert
voorts zegt hij dat de aanschaf van een mobiel lokaal het grote
voordeel heeft dat dit te zijner tijd kan worden overgeplaatst;
over de kleuterleidsters zegt de voorzitter dat die er ongetwijfeld
in voldoende aantal zullen komen. De heer Bogaarts merkt vervolgens
op dat bij de Inspecteur kennelijk de gedachte op de achtergrond
heeft gespeeld dat het aantal kleuters zal afnemen. De voorzitter
beaamt dit, stellend dat de gezinsdichtheid inderdaad afneemt. De
heer Bogaarts merkt verder op dat het momenteel zeer moeilijk te
beoordelen is of het kleuteraantal wel of niet afneemt in de toe
komst. Hij pleit daarom vóór aanbouwing van een permanent lokaal
aan de bestaande kleuterschool dat eventueel als peuterspeelzaal
zal kunnen fungeren. De voorzitter wijst in dit verband vervolgens
op de komende integratie van kleuter- en lager onderwijs. Juist
deze integratie vindt de heer Bogaarts een argument te meer om
over te gaan tot de bouw van een permanent schoollokaal; de voor
zitter blijft echter de voorkeur geven aan een verplaatsbaar
lokaal dat te zijner tijd wellicht ook goede diensten zou kunnen
bewijzen in Noordhoek. In dit verband verwijst de heer Bogaarts
nog naar de overflow en naar de elders daarmee gepaard gaande
schaarste van bouwgrond. De voorzitter toont zich met het over
flowverschijnsel niet zo gelukkig maar is voor een tekort aan bouw
grond alhier niet zo bevreesd. Terugkomend op de integratie in het
onderwijs zegt de voorzitter, dat hij van Minister van Kemenade
persoonlijk heeft vernomen dat het zwaartepunt van deze integratie
niet bij het kleuter-, doch bij het lager onderwijs zal komen te
liggen en geeft verder toe dat hij de argumenten van de Inspecteur
om te komen tot een mobiel kleuterschoollokaal in het kader van
dit perspectief ook niet helemaal reëel vindt.
De heer Mulders zegt vervolgens het in grote lijnen eens te zijn
met het door de heer Bogaarts gestelde, en uit het oogpunt van de
onderwij sintegratie ook vóór de bouw van een permanent schoollokaal
te zijn; een reden te meer om een permanent lokaal te bouwen vindt
de heer Mulders ondermeer de gebrekkige wijze waarop het vak
handenarbeid momenteel op de lagere school wordt onderwezen. De
heer Bogaarts merkt tenslotte op dat hij ondanks alles zijn steun
niet aan het voorstel zal onthouden; hij wil het geringere goed,
dat nu bereikt wordt, niet tegenhouden in vergelijking met het
hogere goed dat hij persoonlijk zou wensen doch dat kennelijk
onbereikbaar is.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het ontwerp-besluit vervolgens
vastgesteld.
10Behandeling subsidie-verzoeken voor 1973
De voorzitter verwijst naar de bijlagen; hij zegt dat het
gemeentebelang niet direct betrokken is bij de in bijlage I
genoemde instellingen, stichtingen en verenigingen, doch wel bij
die, genoemd in bijlage II. Hij beveelt de leden van de Raad
deswege aan hun steun te verlenen aan de categorie, genoemd in
bijlage II, en, louter om financiële redenen, n.l. de krapte van
de gemeente-financiënhun steun te onthouden aan de categorie,
genoemd in bijlage I. De heer Bogaarts verklaart het eens te zijn
met deze tweedeling; wel informeert hij nog naar de reden van
subsidie-toekenning aan het Streekmuseum "Jan Uten Houte" en b.v.
niet aan het Bisschoppelijk museum "De Boterhal". De voorzitter
antwoordt dat het streekmuseum door nogal wat scholieren uit deze
-gemeente-