-6-
tussen de twee tennisbanen het meest ideaal lijkt; bij het alter
natief van de heer Bogaarts worden volgens hem de toekomstige
mogelijkheden voor de oude jongensschool afgesneden.
De heer Mulders informeert naar de mogelijkheid om ook de achter
zijde van de tennisbaan te voorzien van een begroeiing, net zoals
dit met de voorzijde is geschied..Volgens de voorzitter is dit
inderdaad de ideale oplossing, doch hij vreest dat de begroeiing
aan de achterzijde veel te lijden zal hebben van uitvliegende ballen
van de voetbalclub; een ander bezwaar is dat het ter plaatse aan
wezige gras, door de begroeiing overschaduwd, niet meer groeit.
De meest ideale oplossing is volgens de voorzitter een begroeiing
met thuja occidentalishier staan misschien echter weer groei-
moeilijkheden tegenover en het risico van vernielingen door de
jeugd; geen heil is volgens spreker te verwachten van een begroeiing
met omhoogwerkende wortels omdat daardoor de vlakke baan nadelig
wordt beinvloed.
De heer de Wit oppert de mogelijkheid om de rand aan de binnenkant
van het gaas te laten begroeienv De voorzitter antwoordt dat dit
niet mogelijk is omdat de verharding zich uitstrekt tot aan het
gaas. Vervolgens stelt de heer de Wit voor om ter plaatse een
aarden wal met begroeiing aan te leggen. De voorzitter wijst echter
op de financiële consequenties hiervan, ten slotte opmerkend dat
een totale afscherming het meest ideaal is, en dat hierover zal
worden gedacht.
De heer van Tilburg vraagt welke ruimte als kleedlokaal dienst zal
doen. De voorzitter antwoordt dat het houten gebouwtje, dat momen
teel op Veerstraat 12a staat, als zodanig dienst zal doen en dat
dit precies past op de ruimte tussen de 2 tennisbanen, die 7 meter
breed is.
De heer van Tilburg stelt vervolgens de goedkeuring van een en ander
een dubieuze zaak te vinden. De voorzitter zegt hierop dat het
College van Gedeputeerde Staten hier helemaal buiten staat, en dat
dit een materie is waarin de gemeente geheel autonoom is. Verder
deelt hij mede dat de tennisclub vanaf 1975 in competitieverband
zal spelen; het houten clubgebouw functioneert dan mede als op-
vangmogelijkheid voor de gasten* tenslotte zegt spreker dat het
gebouwtje door de tennisclub zelf zal worden onderhouden.
De heer Bogaarts merkt met betrekking tot de staat van het gebouw
tje op dat het al tamelijk oud is, en dat de gemeente als het na
twee jaar rot zou zijn, geen alternatief aan de tennisclub kan
bieden. De voorzitter brengt hiertegenin dat, als het er op aan
komt, het opstalrecht verhypothekeerd kan worden; hij ziet dit alles
echter niet zo somber in; naast het feit dat het welstandsadvies
geen probleem heeft opgeleverd kan er, wat betreft het onderhoud,
zeer veel door de leden aan het gebouwtje worden gedaan.
De heer Bogaarts vindt het, alles overziende, beter om vooruit te
kijken en nu meteen over te gaan tot het plaatsen van een stenen
gebouwtje. De voorzitter repliceert dat dit een zaak is die alleen
de tennisclub aangaat; het verstrekken van financiële middelen
hiervoor aan de tennisclub is volgens hem een onrendabele zaak waar
voor het College van Gedeputeerde Staten geen goedkeuring zal ver
lenen; nogmaals verwijst hij in dit verband naar het mogelijke ver
hypothekeren van het opstalrecht door de tennisclub.
-De-