zwaar door getroffen worden; het onderwijs, het religieuze leven,
de bejaarden en de zakenwereld. De heer van Tilburg zal zulks
nooit dulden. En als er geen zwaar verkeer over de brug zou kun
nen, stelt hij, waarom dan geen licht verkeer?
Hij sluit zich voorts aan bij de mogelijkheid om de Havenstraat
te verlengen en aldaar een nieuwe brug te leggen. De voorzitter
stelt hiertegenover dat het verkeer vanaf Noordhoek en Fijnaart
een kortere verbinding krijgt in de richting Oudenbosch; bovendien
zijn de tientallen miljoenen guldens, uitgegeven ter verbetering
van de Mark, volgens spreker ten onnutte gedaan als de huidige
brug over de Mark blijft. Verder moeten we, volgens de voorzitter,
goed voor ogen houden dat het openbare vervoer weer een goede
kans maakt als de nieuwe verbinding er komt.
De heer van Tilburg brengt hiertegenin dat de te construeren
afsplitsingen bij de brug( vlakbij de bailybrug over de Mark-arm)
s,tjbaksulevensgevaarlijk zullen zijn. Volgens de voorzitter moeten
we de onderhavige zaak in het kader van het totaal-plan zien van
de verbinding Oudemolen-Zundert met een aftakking naar Oudenbosch.
De heer van Tilburg blijft evenwel bij zijn opvatting dat er een
groot verkeersgevaar aanwezig zal blijven.
De heer Bogaarts stelt vervolgens dat het in geding zijnde voor
stel in strijd is met de geest van de wet. Hij vraagt zich sterk
af of de gemeenteraad geen belanghebbende is; het college zou dit,
aldus is uit het voorstel op te maken, willen betwisten. De
voorzitter bestrijdt dit door te zeggen dat op dit moment besloten
kan worden om bezwaar in te dienen.
Desondanks stelt de heer Bogaarts dat de wijze van het aan de orde
stellen van deze kwestie door Gedeputeerde Staten zéér onduidelijk
en onvolledig is en dat deze manier van inspraakIgeven laakbaar
is; spreker zegt dat een opiniepeiling van de bevolking van
Standdaarbuiten hier zéér op zijn plaats is, om zodoende de
achterban in te schakelen. De voorzitter is het met deze suggestie
geheel oneens door te stellen dat dit neerkomt op ruggespraak:
en dit is volgens art. 51 van de Gemeentewet ten enen male onge
oorloofd
De heer Bogaarts bestrijdt dit vervolgens door te stellen dat dit
juist niet onder ruggespraak dient te worden verstaan; verder
laakt hij het feit dat openlijk door hogerhand wordt toegegeven
dat de noodvoorziening, die de huidige bailybrug in feite is,
in slechte staat verkeert, temeer daar de gemeente Standdaarbuiten
zelf niet vermag, iets aan deze deplorabele toestand te doen.
De voorzitter pareert i» de heer Bogaarts door te
stellen dat hijzelf geen verantwoordelijkheid draagt voor het
onderhavige voorstel van Gedeputeerde Staten.
Nogmaals stelt de heer Bogaarts de onderhavige wijze van in
spraak-geven in een kwaad daglicht, omdat deze er pas is gekomen
nu de nieuwe brug er ligt. Wat betreft deze nieuwe brug oppert
hij de suggestie aan de voorzitter dat deze Gedeputeerde Staten
maar waarschuwt om de nieuwe brug niet te openen; dan krijgen
ze immers hetzelfde argument tegengeworpen, waarmee ze nu de
baileybrug willen verwijderen: nl. dat deze bij voortgaande
slijtage gevaarlijik kan worden voor zwaar verkeer. Spreker sug
gereert in dit verband verder dat, als er een verbetering wordt
aangebracht aan de baileybrug, dat dit dan niet in een verbreding
dient te worden gezocht, omdat hij er de voorkeur aan geeft dat
het zware verkeer van de niéuwe brug gebruik zal maken, en dat
het plaatselijk verkeer via de baileybrug zal blijven rijden;
dat is volgens hem dan een kwestie van slechts 1 bord dat hij