-5-
grondslag enerzijds met stabiele normen werkt, en anderzijds het
de gemeenten vrij staat zeer gevarieerd met deze regel te werken,
is het volgens de voorzitter, echter wegens de verschuivingen die
op til zijn nu nog niet te overzien hoe de belastingdruk wordt
verdeeld de komende jaren; daarbij is de streefdatum niet bindend.
Vervolgens spreekt de heer Bogaarts zijn twijfel uit over de pro
cedure die nu gevolgd gaat worden: eerst de vaststelling van de
grondslag, dan kijken wat hieruit komt. De voorzitter verdedigt
dit door te zeggen dat inderdaad eerst een grondslag dient te
worden vastgesteld o.a. in verband met eventueel aan te brengen
correcties dis voor de oppervlaktegrondslag gekozen wordt.
Het oog naar elders richten is volgens de voorzitter in dit sta
dium betrekkelijk; over de tarieven valt pas iets te zeggen na
vaststelling van de grondslag. Heel belangrijk in deze is, aldus
de heer de Wit, de mogelijkheid van gedifferentieerde en genuan
ceerde toepassing in de praktijk door het categorieën-criterium
waarmee de tarieven worden toegepast.
Al met al is het volgens de voorzitter zaak om, in het licht van
alles wat hierover gezegd is, te kiezen voor de oppervlaktegrond
slag. In verband met het feit dat de gemeente zelf de werkzaamheden
zal moeten verrichten die verband houden met de heffing zelf
(zoals schatting, opmeting en het bijhouden) en/het meer eenvoudi
ge werk voor zijn rekening neemt (zoals berekening en verzending
van de aanslagbiljetten), merkt de heer Mulders op dat het, de
financiële verhoudingen kennende, gewenst is dat de gemeente zich
duidelijk oriënteert wegens de vele ondoorzichtigheden te dezer
zake in de stukken.
In verband met een bepaald facet van de te maken kosten, n.l. die
m.b.t. het opmeten, zegt de voorzitter dat de gemeente gedurende
een termijn van 6 maanden op rijkskosten via het Gewestelijk
Arbeidsbureau deskundigen in dienst kan krijgen; met name hoeft
de gemeente dan geen loonkosten te betalen.
Op de vraag van de heer Bogaarts of de kosten ten gevolge van het
"meer eenvoudige werk", die de Rijksbelastingdienst voor zijn
rekening neemt, ook naar verhouding aan de lage kant zullen zijn,
repliceert de voorzitter dat hij in deze minder vertrouwen in de
Rijksoverheid heeft dan de steller van deze vraag.
Vervolgens wil de heer van der Horst zich aansluiten bij de visie
van de heer van Vlimmeren, n.l. dat dit punt van de agenda wordt
afgevoerd. De heer van Vlimmeren zegt daarop dat hij alsnog
bereid is zijn stem aan het principebesluit te geven.
De heer Mulders stelt voor om ter oriëntatie inzake de problema
tiek van de onroerendgoed-belastingenzo spoedig mogelijk bij
elkaar te komen.
Tenslotte wordt zonder hoofdelijke stemming besloten om als
grondslag de oppervlakte aan te nemen, en als streefdatum van
invoering 1 januari 1975 aan te houden.
8Onttrekking aan het openbaar verkeer van de brug over de Mark,
gelegen aan de zuidgrens van de bebouwde kom van Standdaarbuiten
De heer van Tilburg zou de verwijdering van de oude brugverbin-
ding die meer dan 100 jaar dienst heeft gedaan, een ramp vinden;
de Standdaarbuitense gemeenschap zou hier in al haar facetten
-zwaar-
de
/Rijksbe
lasting
dienst
I i