-4- De heer van Vlimmeren vraagt tenslotte of de administratie door de splitsing van de functies van kasbeheerder en boekhouder niet veel duurder wordt. De voorzitter stelt de heer van Vlim meren hierin gerust door te benadrukken dat dit niet het geval zal zijn. Tenslotte wordt zonder hoofdelijke stemming tot de wijziging besloten 7Voorstellen met betrekking tot de onroerendgoed-belastingen Als we de onroerendgoed-belasting per 1 januari 1975 willen invoeren is het noodzakelijk dat we vóór 1 januari 1974 de be treffende verordening vaststellen omdat de minister 1 jaar voor de inwerkingtreding van de plannen op de hoogte wil zijn, aldus de voorzitter. Dit, en het feit dat de gemeente Standdaarbuiten ruim 22.000,- meer belastingopbrengst kan verkrijgen in 1975 zonder dat de totale belastingdruk op de ingezetenen der gemeente verhoogd behoeft te worden, pleit voor een snelle behandeling van deze zaak. De heer Bogaarts merkt op dat het bepalen van de grondslag in dit stadium betrekkelijk kan zijn omdat de normen die door de gemeente Standdaarbuiten worden gekozen, door een A.M.v.B. achteraf kunnen worden doorkruist. Vervolgens vraagt hij of de compensatie voor de landbouwvrijstelling waarvan sprake, reeds in de bovengenoemde post van ruim 22.000,- verdisconteerd is. De voorzitter beaamt dit en zegt dat ongeveer 8.000,- voor de landbouwvrijstelling verkregen wordt, en dat de resterende 14.000,- in de plaats komen van de 3 op te heffen belastingen. Vervolgens stelt de heer Bogaarts dat, nu de uitgangspunten ver schillend zijn al naar gelang voor de waardegrondslag of voor de oppervlaktegrondslag wordt gekozen, de gevolgen ook verschillend zijn. De voorzitter bestrijdt dit door te stellen dat, wélke grondslag ook wordt gekozen, de marge omlaag en de marge omhoog, hetzelfde blijft, nl 63.500,-; deze laatste post moet gezien worden als een eventuele uitloopmogelijkheid, als het verschil tus* sen het wettelijk minimum en het wettelijk maximum. De heer Bogaarts blijft deze uitloopmogelijkheid een zeer ver leidelijk iets vinden, temeer wegens de precaire financiële toe stand van de gemeente. De voorzitter zegt tenslotte dat uiteinde lijk datgene beslissend is wat volgens de minister geheven dient te worden. De heer van Vlimmeren wil dit punt wegens zijn moeilijkheidsgraad gaarne van de raadsagenda zien afgevoerd. Ook de heer Bogaarts oppert de suggestie om dit eerst in commissie te behandelen. De voorzitter zegt hierover dat hij het dan liever nog eens infor meel in de raad wil zien behandeld opdat iedereen met de materie vertrouwd raakt. Tegelijk benadrukt hij echter dat hij de kwestie van de grondslag nu graag gëregeld ziet wegens het zeer vele werk in verband met de invoering. Op de vraag van de heer van Vlimmeren of het nu om een principe besluit gaat, zegt de voorzitter nogmaals dat het nu alleen om de kwestie van de grondslag gaat en de streefdatum van invoering 1 januari 1975, terwijl zo stelt de heer Bogaarts, de oppervlakte- -grondslag-

Raadsnotulen

Standdaarbuiten: 1937-1996 | 1973 | | pagina 44