Met de eredienst heeft de gemeente als zodanig niets te maken
en hij is ervan overtuigd, dat indien de raad besloten zou
hebben om een bijdrage te geven, Gedèputeerde Staten hun
goedkeuring hieraan zouden hebben onthouden.
Het bevreemdt hem in zeer hoge mate, dat men daar nu op
terug gaat komen en zegt tot de heer van Ylimmeren, dat men
er zich kennelijk bij hem over beklaagd heeft.
De heer van Vlimmeren bevestigt dit.
De voorzitter zegt, dat men dat dan bij de Raad had moeten
doen.
De heer van Vlimmeren zegt het met het standpunt van de
voorzitter eens te zijn, maar meende er toch naar te moeten
vragen.
13Sluiting
De voorzitter sluit de vergadering met het voorgeschreven
gebed.
De we
houder,
De voorzitter,
Q
u