Het zal "bittere noodzaak zijn de straatbelasting alsnog per 1 oktober 1969 op te trekken en het aantal opcenten op de hoofdsom van de personele belasting voor het jaar 1969/1970 te verhogen van 150 naar 220. Het college van burgemeester en wethouders heeft zich reeds met deze zaak bezig gehouden. Het ziet echter geen mogelijk heid de gemeentelijke inkomsten op een andere wijze te verhogen. De voorzitter vraagt wie der leden het woord of stemming verlangt. De heer Bogaarts wijst er evenals in de vergadering van 29 ap^il 1 969 op, dat het onroerend goed in deze gemeente toch al zwaar belast wordt door waterschapslasten. Er zijn grote streken in Nederland waar geen waterschapslasten voldaan behoeven te worden. Naar de mening van Gedeputeerde Staten zijn de lasten echter nog niet hoog genoeg. Er is echter geen andere mogelijkheid dan toe te stemmen. De voorzitter zegt, dat Gedeputeerde Staten alleen letten op de gemeentelijke belastingen en niet op de lasten, die drukken op iedere individuele belastingbetaler. De heer de Wit merkt op, dat men er zich bij neer moet leggen met de restrictie, dat verdere verhogingen niet meer accepta bel zijn. De voorzitter voegt hier nog aan toe, dat de wet op de ver ruiming van het gemeentelijk belastinggebied, die nog niet door de Kamers van de Staten Generaal is aangenomen, wellicht uitkomst zal brengen. Wat betreft de heffing van de straatbelasting, merkt de heer Kromdijk op, dat van de inwoners in deze een meer ge lijke bijdrage zou moeten worden gevraagd, b.v. 25/ voor de beide hoogste groepen inplaats van 27/ en 20/. De voorzitter antwoordt hierop, dat men verschil moet maken tussen de ene straat en de andere straat. Er zijn in de ge meente n.l. straten, die een keurig wegdek hebben, verlicht zijn en trottoirs hebben en er zijn straten in de gemeente waar dit geenszins het geval is. Het is daarom alleszins redelijk, dat de panden aan de eerst bedoelde straten een hogere straatbelasting betalen, dan de panden aan de laatst bedoelde straten. De heer Kromdijk vraagt zich nu af welke straten, nu de twee uitersten zijn genoemd, gerekend kunnen worden tot de midden categorie. De voorzitter zegt, dat onder andere de Oudendijk tot deze categorie kan worden gerekend. De heer Kromdijk zegt, dat dit helemaal niet het geval is. Er zijn n.l. al vele kosten aan de Oudendijk besteed, laatste lijk nog een bedrag van f. 4.500,voor het aanbrengen van zogenaamde katogen. De heer Bogaarts zegt, dat de kosten besteed aan de Oudendijk alleen maar ten dienste waren van de verkeersveiligheid en dat het bedrag van de straatbelasting alleen bepaald wordt door het gerief, dat een pand van de straat heeft. De heer van Ylimmeren betreurt het, dat de raad nu door Gede puteerde Staten als het ware met de rug tegen de muur wordt gedrukt. De voorzitter zegt, dat het onderhavige verzoek van Gedepu teerde Staten te vergelijken is met subsidie-verzoeken aan de raad.Als Uw raad n.l. een verzoek om subsidie behandelt, zult U ook eerst nagaan wat de vereniging in kwestie eventu eel uit eigen middelen bij kan dragen.

Raadsnotulen

Standdaarbuiten: 1937-1996 | 1969 | | pagina 35