-3-
Het parkeerprobleem speelt wel eens, maar hij is van mening
dat als er in de spitsuren grote wagens bij bedrijven staan,
deze wagens toch op de weg staan en niet in een parkeerstrook
kruipen. Hij wijst ook op de situatie tijdens vergaderingen voor
de champignonteelt. Hij ziet de parkeerstroken liever beneden
maar, zegt niet graag te zien dat hierover een stemming komt.
Hij is er vóór om met het college en Raad ter plaatse eens te
gaan kijken.
De voorzitter merkt op dat een goed chauffeur bezorgd is voor
eigen materiaal en graag van de weg af wil. Er staan nu vrij
regelmatig, op allerlei tijdstippen auto's geparkeerd, waarbij
men dan nog de onhebbelijke gewoonte heeft deze diagonaal
door elkaar te zetten. In de parkeerhavens kan elke grote
wagen gemakkelijk komen. Er zal een wachtverbod moeten komen
aan de kant van de dijk. Hij is het er wel mede eens dat er
beneden een goedkopere oplossing is, maar de kerkgangers
kunnen zijn inziens evengoed bovendijks parkeren. Natuurlijk
kunnen we de situatie ter plaatse te samen eens bekijken.
De heer de Wit zegt dat het een kwestie van urgentie is.
De heer Kouters wil eerst beneden proberen.
De voorzitter zegt dat daarmede niet de verkeersveiligheid
wordt bevorderd.
De heer Kouters is van mening dat het beneden zeker zoveel
nut heeft als boven en goedkoper is.
De heer de Wit zegt dat het boven voor het verkeer, banoden
voor de kerk is.
De voorzitter wijst erop dat de weg daar nauwelijks 6m. breed
is en de zorg voor de verkeersveilig-heid eist dat daar iets
aan gedaan wordt, het is van primair belang.
De heer van Vlimmeren vraagt of er des zondags beneden voor
de kerkgangers voldoende ruimte is. De voorzitter zegt van
niet, de auto's worden nu halverwege op de stoep gezet. Hij
wil met zo weinig mogelijk geld zoveel mogelijk bereiken.
De heer van Vlimmeren tilt aan het bezwaar dat grote wagens
buiten de parkeerhaven zouden staan, niet zo zwaar. Deze ko
men toch vlak tegen het trottoir om te lossen. De voorzitter
is van oordeel dat de ^to1s vanzelf hun plaats zoeken; moge
lijk is dat misschien nog een aanvullende verkeersmaatregel
moet worden getroffen.
De heer Bogaarts betwijfelt dat bij grote wagens de parkeerha
vens de veiligheid bevorderen en wijst op het gevaar bij het
openen van de portieren. De voorzitter merkt op dat dit bene
den evengoed het geval is. De heer Bogaarts meent dat
parkeerders die gedurende langere tijd staan, beneden stukken
veiliger staan en merkt verder op dat bij begrafenissen en
bruiloften een aanzienlijk aantal auto's bovendijks geparkeerd
zullen staan.
De voorzitter denkt dat de heer Bogaarts het belang van een
25-tal kerkgangers boven de veiligheid stelt. De heer Bogaarts
is van oordeel dat het gevaar van beperkte omvang is.
De heer de Wit zegt dat het verschil van mening neerkomt op
bepaling van de urgentie; als we gaan kijken, kunnen we
constateren dat er beneden te weinig parkeerruimte is; boven
zal vroeg of laat het verkeer de eis van parkeergelegenheid
stellen. Nemen we dit laatste het eerst dan zal het beneden
niet of niet op zo een grote schaal nodig zijn. Het verkeer
loopt boven onherroepelijk vast.
De heer Kouters kan zich met het plan wel verenigen, indien
dit over beide plaatsen wordt uitgesmeerd.