-10-
De heer Bogaarts "blijft "bij zijn standpunt dat;
in het plan de uitgangspunten niet juist zijn;
hij het plan ziet tegen de vraatzucht van Rotterdam;
hij blij is met het plan, maar het plan niet uitvoerig en be
dachtzaam opgesteld is.
De voorzitter zegt dat de vrijheid die de mens nog heeft, door
de levende mens zal waar gemaakt moeten worden.
Gedeputeerde Staten zullen zich zeker moeten blijven realiseren
dat dit plan een levende zaak is en aan veranderingen onder
hevig; hij vraagt of de leden met het voorstel mee kunnen gaan,
met de restrictie erbij dat we attent zijn. en er uithalen wat er
in zit. Dit is een voor-ontwerp-een vooroverleg.
We hebben nu nog de kans het te zeggen, niet meer wanneer het
plan er is, tenzij de situatie verandert. Hij gelooft niet dat
het college er bezwaar tegen heeft de beslissing <=ven aan te
houden. De heer Bogaarts zegt zijn standpunt te handhaven;
heeft persoonlijk hier weinig aan toe te voegen voor uiteinde
lijke behandeling.
De voorzitter vraagt of het voor-ontwerp streëplan dan te aan
vaarden is met de restrictie, dat wij het aanpassen van onze ei
gen plannen, voor het vastleggen in onze bestemmingsplannen,
en het zo doen dat het voor onze gemeente het gunstigst is.
De heer van Vlimmeren zegt in grote lijnen, eens te zijn. V/at
hebben we aan Rotterdam? vraagt hij zich af.
De voorzitter zegt dat het oordeel wordt gevraagd -ons oordeel
over het voor-ontwerp streekplan West-Brabant. Hij vraagt of
de Raad het in grote lijnen met dit voor-ontwerp eens is of
niet. We moeten ons standpunt gemotiveerd aan gedeputeerde
staten kenbaar maken.
De heer van Vlimmeren zegt met de grote lijnen beslist wel eens
te zijn. De heer Bogaarts verklaart zich wel met de restrictie
eens, maar niet met de grote lijnen van het plan.
De voorzitter zegt dat dan mede vermeld kan worden dat een
minderheid het met de grote lijnen van het plan niet eens is.
Hierop wordt het voorstel tot betuiging van instemming met het
voor-ontwerp streekplan West-Brabant aanvaard, met de aanteke
ning dat de heren van der Horst en Bogaarts tegen zijn en onder
restrictie dat de ontwikkelingen op de voet gevolgd en zo spoe
dig mogelijk in het plan dienen te worden ingepast. Het aanpas
sen van eigen plannen, het vastleggen in eigen bestemmingsplan
nen zal zodanig geschieden dat het voor de gemeente het gun -
ëbigst is.
11. Rondvraag
Parkeerplaats Noordhoek
De voorzitter zegt dat de heer van der Horst, door het indie
nen van een schriftelijke vraag, omtrent de aanleg van een
parkeerplaats te Noord-hoek gebruik van de rondvraag heeft ge
maakt op de manier zoals deze is voorgesteld. Hij leest de
vraag voor. Bij de stukken is terzage gelegd het plan tot aan
leg van de parkeerhavens in de St. Jozefstraat, met het ver
zoek aan het Ministerie van 'Waterstaat om subsidiëring in ver
band met het verkeer en het afwijzend antwoord van-de Minister
daarop. Telefonischeaandraqg en persoonlijk bezoek heeft geen
resultaat opgeleverd.
In het college is afgesproken bovendijks eerst parkeergelegen
heid te maken.