-2-
Hij kan zich best voorstellen dat schoolbesturen aan 80,genoeg
hebben,maar voor hen die hieraan niet voldoende hebben,ziet hij graag
een groter bedrag beschikbaar gesteld,berekend aan de hand van een be
groting.
De voorzitter zegt dat hieronder dikwijls zaken zijn begrepen,die zuiver
voor art.72 der Lager-Onderwijswet in aanmerking komen en is van mening
dat,wanneer een schoolbestuur hieraan niet voldoende heeft,altijd nog de
mogelijkheid van het instellen van beroep hier^en openstaat.Verkeert de
school in bijzondere omstandigheden dan kan het schoolbestuur zich tot de
minister wenden.
Hier is alleen maar de gulden middenweg te bewandelen;de scholen moeten
allemaal gelijk zijn.
De heer Bogaarts merkt op dat,wanneer we het landelijk cijfer gaan bekij
ken Brabant en Limburg ver achter blijven bij andere provincies.
Dit is van gewest tot gewest anders,aldus de voorzitteren wij lopen al
40 jaar achter.
De heer Bogaarts is van mening dat dit niet is tengevolge van een zui
nigheid door hogerhand uitgelokt,maar door zuinig beheer van de schoolbe
sturen.
De voorzitter is her hier niet mede eens en wijst op het Rijksschooltoe
zicht dat toeziet op behoorlijk gang van het onderwijs en daar zeer zeker
de vinger op gelegd zou hebben.
De heer Bogaarts zegt dat hem bekend is dat de leerlingen gevraagd wordt
schriften,pennen,enz.zelf mede te brengen.
De voorzitter weet niet of dat gedaan wordt om het bedrag per leerling
zo laag mogelijk te houden;de strijd is immers gevoerd #m het bedrag hoog
te houden.De heer Bogaarts merkt op,dat die strijd er nog is en wanneer hij
zo de uitrusting van verscniLlende scholen ziet,laat dat nogal wat te
wensen over,doch dit zou dan volgens art.72 gespeeld kunnen worden.
De heer de Wit merkt op dat dit moet.In deze wordt gevaren op het kompas
van de inspectrice,die het,zoals vorig jaar,ook behoorlijk mis kan hebben,
hetgeen z.i.het vertrouwen ondergraaft.
De voorzitter zegt dat in het verleden door de schoolbesturen vaak gea
geerd werd en dat dan bij de afrekening na 5 jaar nog terugbetaald moest
worden
De heer de Wit zegt dat de inspectrice de algemene norm voor de meerder
heid van de scholen in gewone situatie adviseert en dat in deze toch wel
van de bereidwilligheid blijkt van het gemeentebestuur voor de entourage van
het onderwijs.
De voorzitter is van oordeöL dat die bereidheid er zeker is; het gaat niet
om tete3snibbelen:het moet financieel haalbaar zijn.
Hierop wordt het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
6.Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling van de vergoeding
ingevolge art. 101 der Lager-Onderwi.jswet 1920 over 1966.
Het bedrag per leerling in 1966 bedroeg 67,50.Bij een gemiddeld aantal
leerlingen van resp.110 1/3— 107 2/3 en 146 1/3 bedraagt de vergoeding voor
de R.K.Meisjesschool 12.346,30,de R.K.Jongensschool 7.267,50 en de
R.K.School te Noordhoek 9.877,50.
Het voorstel wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming aangenomen.
7.Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling van de vergoeding
ingevolge art.101 bis der Lager-Onderwijswet 1920 over 1966 en verlening
van een voorschot op die vergoeding over 1967.
De vakleerkracht ''handwerken'1 op de lagere meisjesschool kostte in 1966
f 1.003,56. Voorgesteld wordt voor 1967 1.000,voorschot te verlenen.
Dit voorstel wrrdt eveneens zonder discussie hoofdelijke stemming aan
genomen.