-10.-
De heer Kouters had stellig de indruk dat dit gelukt i#u zijn. Hij
heeft niemand gesprakeu, maar heeft wel gedacht dat er verandering
in zou komen toen de pers bij een raadslid zijn licht op gaan steken
is. Dat wil er bij die mensen niet in.
De heer van Vlimmeren zegt dat de persman die dat geschreven heeft
niet op deze vergadering tegenwoordig is geweest. De heer Kromdijk
zegt dat deze bij hem geweest is; het is toch een openbare vergade
ring.
De heer van Vlimmeren wil nu nog é£n definitieve vraag stellen: er
is dus niet meer over te praten om sitting te doen nemen.
De heer de Wit zegt dat er wel over gesproken is; daarbij is het ver
moeden gerezen of soms een correspondent van 16 jaar invloed op de
krant heeft. Laat ons daarmede beginnen en dan zijn we al een heel
stapje verder. De mensen van Standdaarbuiten draait men geen rad
voor de ogen. Gezegd is: men wil ons niet meer. Bij de uitslag van de
verkiezing was de meerderheid voor hem overdonderend.
De heer van Vlimmeren meent, dat door deze handelwijze het vertrouwen
in de raad niet aanwezig is en wat de heer Sitters zegt dat hij aan
vankelijk zijn plaats wel heeft willen afstaan, neemt hij niet aan.
Waarom dar. niet onmiddellijk na de vergadering.
De heer de Wit zegt: om eens te kunnen overdenken en geen overijld
besluit te nemen.
De heer van Vlimmeren meent dat de heer de Wit moest beslissen.
De heer Bcgaarts kan verzekeren dat in eerste instantie wel besloten
is dat besluit te nemen. Nu de zaak te ëverzien en duidelijk geworden
is, doet men het niet.
Hierna sluit de voorzitter de vergadering met het voorgeschreven
gebed.
De wethouder, De voorzitter.
r
a e
o
O