r in coöperatie toeliet. Het college wenst dit zelf uit te maken en dit is ook de reden van beëindiging van de bemiddeling. Doorgaande op de gestelde vragen van kwestie G.A.K. en Officier van Justitie zegt de voorzitter de kwestie van verrekening met gesloten beurzen daarbij niet te kunnen zien. Oe heer de Wit zegt^£, met betrekking tot het onmiddellijk hieraan voorafgaande: men heeft ons op dit punt onbeleefdheid en grofheid in de schoenen geschoven - dit staat ook niet in het rapport - maar na 2 oktober zag de Commissaris der Koningin nog een mogelijkheid. Het contact van de voorzitter van ons col lege met de heer Friederich en van de heer Friederich met het bestuur van de vlasstichting betrof»i*i4«ii- ging van het bepaalde met betrekking tot het opzeggen van vertrouwen in bestuursleden met 2/3 meerderheid en artikel 18 betreffende de in te stellen Commissie van Toezicht en het eventueel laten benoemen van een lid in deze Commissie door de Raad een en ander op voorstel van de Commissaris der Koningin. 8et is een duur artikel, zoals wethouder Kouters kernachtig heeft uitgedrukt, als we hiervoor naar 's-Hertogenbosch rten. heer van Vlimmeren zegt, dat is dan wel een duur artikel, maar zou toch niet die kosten medegebracht hebben. Hij gelooft dat meerdere kosten zijn gemaakt, die in deze kwestie absoluut onnodig geweest zijn. Wij kennen onze beleefdheid. Wanneer we gaan praten kan er nog eens iets uit de bus komen. De Commissaris der Kortingin betreurt dit zeer erg, zoals hij schrijft. De heer de Wit zegt, dat achteraf is gebleken dat men er goed aan gedaan heeft met niet te gaan. De com missaris der Koningin is van mening dat vanaf 16 augustus 1963 wij er niets meer mee te maken hebben. Of dit standpunt, dat wij ook zelf ons reeds eerder eigen hadden gemaakt, of dat toen ook gedeeld werd door de bemiddeling wordt betwijfeld, aangezien gezegd is: U ziet dit verkeerd; de vereiste goedkeuring van burgemeester en wethouders op de statuten blijft gelden. Oaarbij genomen dat ons standpunt tenaanzien van het moment van omzetting zich niet wijzigde en het vermoeden dat de heer P. van de Klundert de vorige maal al wist dat wij er niets meer mede te maken hadden, deed ons van een nieuwe bijeenkomst afzien. In beschuldig de Commissaris der Koningin niet. Ik ben geen jurist, ik beb toevallig goedgeraden, maar wilde het toen ook zeker weten. De heer van Vlimmeren vraagt op 16 augustus 1963 of januari 1962? De heer de Wit antwoordt dat toen alle wetsstukken zijn opgevraagd en vervolgt dat op 10 maart 1964 een "hearing" gehouden is, waarbij 7$ van de vlassers achter het bestuur van de Stichting stond, voor omzetting op korte termijn. De heer van Vlim meren stelt, als u nu wist dat u er in 1962 eigenlijk niets meer mee te maken heeft waarom legt u zich dan niet daarbij neer? De voorzitter zegt dat het college van burgemeester en wethouders niet vooruit wilden lopen op de hangende wijziging van de wet op de Stichtingen, na de tot stand koming en inwerkingtreding waarvan het college naar hun oorspronkelijk oordeel geen enkele bemoeiing met de omzetting tot coöperatie meer zou heb ben, en een eenvoudig bestuursbesluit van de vlasstichting zou volstaan. De bemiddeling heeft wekenlang vergaderd. Op zich zelf geen bezwaar, als er maar iets goeds uit geboren wordt. Daarbij is een of andere geest op de gedachte gekomen, dat er dan altijd nog in de statuten staat dat wijziging daarvan de goedkeu ring van burgemeester en wethouders behoeft; het zou fiscale en juridische gevolgen hebben als die goed keuring er niet was. Daarzijn we met zijn allen ingetrapt. Juist daarom werd met de bemiddelaars langdu rig en diepgaand overleg gepleegd over de inhoud van de statuten ener op te richten coöperatie, zoals het memorandum van burgemeester en wethouders op blz. 3 vermeldt. Wij zijn geen juristen, aldus de voorzitter. Oit is allemaal nieuw terrein, waaromtrent nog geen enkele jurisprudentie bestaat. De conclusie van Prof. Polak in zijn advies is in het eindrapport van de Commis saris der Koningin opgenomen. De voorzitter leest de betreffende alinea voor. De heer de Wit zegt: bij het advies van Prof. Polak hebben wij ons neergelegd. De voorzitter is van mening dat, als ieder dat geweten had op 16 augustus 1963, we van veel pijn afge weest waren. De heer de Wit merkt op dat in de brief van burgemeester en wethouders van nov. 1962 reeds een vingerwij zing lag. De heer van Vlimmeren zegt: men kan stellen wij wensen een oplossing in het belang van de vlassers, maar hier is gewerkt, u kunt er bijhalen juristen, enz, het was hier louter en alleen politiek 1962. De heer Kouters zegt, dat het overleg uitsluitend handelde over wijziging van de statuten. De heer van Vlimmeren zegt, dat onder burgemeester van de Riet alles in principe accoord was; deze is ver trokken en alles werd ingetrokken. De heer Kouters merkt op, dat in de laatste vergadering van burgemeester en wethouders onder burgemeester van de Riet deze gezegd heeft; daar zal het laatste woord nog niet over gesproken zijn. De heer de Wit geeft vervolgens een beknopt overzicht van de achtereenvolgende feitelijke daadzaken en handelingen volgens data, aan het slot waarvan hij zegt het jammer te vinden dat de zaak uiteindelijk zo gelopen is, maar wij zijn hiertoe geprest; geprest door ons verantwoordelijkheidsgevoel. De heer van Vlimmeren vraagt om de mensen de nek te breken? en waarom moet er in het memorandum staan: xx het is Uw Raad evenzeer bekend dat bij de verkiezingen in 1962 een en ander in de politieke

Raadsnotulen

Standdaarbuiten: 1937-1996 | 1964 | | pagina 38