O Burgemeester en wethouders hadden niets anders te doen dan het financieel beheer van de Stichting in de gaten te houden; in oorsprong voor de lening en niets meer. Oit gaat niet zover, zeker niet waar het GAK min of meer de uitkeringen aanvaardt. Uas het niet waar geweest dan hadden zij terug moeten betalen. Er is altijd gezegd:"het eindrapport afwachten van de Commissaris der Koningin". Toch zijn burgemeester en wethouders buiten de Commissaris om het G.A.K. hierover inlichtingen gaan vragen. De heer van Vlimmeren zegt dat een tweede vraag welke hij heeft genoteerd door de voorzitter al voldoende is toegelicht, tegelijk toen gesproken werd, dat de bemiddelaars de handen boven het hoofd zouden houden en vervolgt dan met de vraag door wie de vlaskwestie in de politiek is betrokken. Door wie en hoe in de politiek genomen? en dan zegt spreker met harde woorden: door wethouder de Uit, die heeft zijn boontjes uitgespeeld. De ontslagen bestuursleden zijn genomen door de politiek; deze moesten eruit; 5 stonden er boven aan de lijst en hij denkt: "ik zal mij een wreken op die bestuursleden, maar vergeet dat hij mensen wil duperen met kinderen". Het G.A.K. heeft toegegeven: er is geen enkele reden voor terugbetaling. Toch stopt men er niet mee; we gaan naar de Officier van Justitie. De heer van Vlimmeren leest voor uit het memorandum van burgemeester en wethouders op blz. 3 "op grond van het sub b genoemde, is door ons college krachtens meerderheidsbesluit een strafklacht ingediend". Spreker gelooft dat men uit het rapport, hetwelk door de Vlasstichting aan de leden van de Raad is gezon den wel kan bezien dat alles eigenlijk met gesloten beurzen is verrekend. De heer de Wit vraagt waar dit staat. De heer van Vlimmeren zegt op blz. 3. De heer de Wit meent dat dit er niet staat, dit kan dus als een aparte mededeling beschouwd worden. De heer van Vlimmeren zegt, dat volgens verkregen inlichtingen bij de mensen dit zo werd verrekend en hij noemt het allemaal politiek van 1962; niet alleen die mensen, maar veel meer mensen hebben geleden door de politiek, hetgeen hij zegt met bewijzen te kunnen staven. De heer van Vlimmeren stelt vervolgens de vraag waarom het college van burgemeester en wethouders op k nov. j.l. de bemiddeling heeft opgezegd. Oe heer van Vlimmeren zegt, dat de Commissaris der Koningin uitdrukkelijk heeft gevraagd niets te doen, en waarom heeft het college van burgemeester en wethouders dit verzoek naast zich neergelegd? De voorzitter zegt bet niet te weten; feit is dat het inderdaad gebeurd is. De heer de Wit merkt op dat dit eerste beroep gedaan is nadat het gemeentebestuur bij het G.A.K. nader heeft geïnformeerd. De heer van Vlimmeren zegt dat blijkens het bemiddelingsrapport, in dit verband ook vermeld dient te worden dat tijdens het bemiddelingswerk het college van burgemeester en wethouders, buiten de bemiddelaars om, het G.A.K. had gevraagd. De voorzitter zegt dat het college dit niet kan ontkennen. De heer de Hit zegt te geloven dat er verschil van mening mogelijk is; bemiddelen doet niet stellen het college van burgemeester en wethouders van al zijn bevoegdheden ontheven te zijn. De heer van Vlimmeren wijst erop, dat toch het college het verzoek gekregen had tijdens de bemiddeling niets te doen. De heer de Wit zegt dat op dat moment dat verzoek er nog niet was. De heer van Vlimmeren vraagt of de Commissaris der Koningin dan onwaarheid spreekt. De heer Kouters merkt op, dat het college van burgemeester en wethouders geen bemiddeling aan de Commissa ris der Koningin heeft gevraagd. De heer van Vlimmeren bevestigt dit: de Stichting heeft bemiddeling gevraagd; de Commissaris der Koningin heeft dit in eigen handen genomen en heeft twee bemiddelaars aangesteld. Toen de bemiddeling niet bij machte was, heeft de Commissaris zich er persoonlijk voorgesteld, waarom anders ten huize van deze ge vraagd met het bestuur van de Stichting. De voorzitter denkt, dat de heer van Vlimmeren twee dingen door elkaar haalt en wijst op het gestelde in het bemiddelingsrapport blz. 3op 6 mei d.o.v. (1963) bericht de Commissaris der Koningin aan de Stich ting, dat hij de behandeling van de moeilijkheden rond de vlasstichting persoonlijk ter hand heeft genomen, enz". U mag het niet zo zien, dat de Commissaris der Koningin daarom heeft gevraagd maar dat hij dit ge daan heeft om de zaak bij elkaar te brengen. De heer van Vlimmeren zegt dat er geen medewerking was; altijd is gesteld: wij willen oordelen en wij be palen Stichting of Coöperatie. De voorzitter wijst op het gestelde in het bemiddelingsrapport blz. 6: "Allen besloten om, behoudens enkele wijzigingen de statuten te aanvaarden, behalve het college van burgemeester en wethouders van Standdaar- buiten dat niet voelde voor een onmiddellijke omzetting van de Stichting in Coöperatie en in verband hier mede eerst in een later statium op de ontwerp-statuten wenste terug te komen. Hier achtte de Commissaris der Koningin het moment gekomen om persoonlijk in een gezamenlijke vergadering van het bestuur van de vlas stichting en het college van burgemeester en wethouders een poging te doen om een voor partijen aanvaard bare oplossing te vinden". Het gemeentebestuur aanvaardde dus de statuten, aldus de voorzitter, behoudens enkele kleine wijzigingen, maar kon zich niet verenigen met de voorgestelde overgang op korte termijn en maakte het voorbehoud, dat aan het gemeentebestuur zou worden overgelaten dit te bepalen, wanneer de plaatselijke situatie omzetting

Raadsnotulen

Standdaarbuiten: 1937-1996 | 1964 | | pagina 37