Notulen van de openbare vergadering van de raad der gemeen
te Standdaarbuiten, gehouden op zaterdag, 11 mei 1963, des na
middags 2*30 uur in het Gemeenschapshuis "De Standaard".
VOORZITTER C.Th.J. de Wit waarnemend burgemeester.
AANWEZIG Mevr. A, Hoppenbrouwers-Buckens en de Heren
C.F. Deijkers, R.J.C. van Vlimmeren, H.L.'van
der Horst, J. van Tilburg en C.J* Kouters,
SECRETARIS J.P.C.M. van Rooij waarnemend secretaris,
1. OPENING.
De VOORZITTER opent de vergadering met het voorgeschreven
gebed en deelt mede, dat bij Koninklijk Besluit van 17 april 1963
nr« 19 tot burgemeester der gemeente Standdaarbuiten is benoemd
de Heer P.M. Hamel te Breda. Blijkens mededeling van de Commis
saris der Koningin in de Provincie Noord-Brabant van 26 april
1963 Ag.nr,2394 Kabinet hfeeft de nieuw benoemde burgemeester de
eden afgelegd, voorgeschreven in artikel 71 der gemeentewet.
De Voorzitter verzoekt de waarnemend secretaris voorlezing
van de betreffende stukken te doen.
Hierna richt de voorzitter zich tot burgemeester P.M. Hamel
en. zegt
Edelachtbare Heer Burgemeester, Geachte Mevrouw en Familie,
Het is mij eên groot genoegen om bij het begin van deze
raadsvergadering, waarin het enige punt van de agenda Uwe instal
latie als burgemeester van Standdaarbuiten zal zijn, als eerste
U in het openbaar te feliciteren met Uwe benoeming. Het komt
hierop neer dat ik dit nu nog eens officieel overdoe, wat ik al
eerder minder officieel gedaan heb op de dag zelve van Uwe be
noeming. Ik grijp om twee redenen terug naar deze dag.
Op de eerste plaats om U ons medeleven te betuigen met het
gelik dat met het bekend worden van Uwe benoeming ovèr Uw gezin
is neergekomen. Wij hebben daarvan getuige moge zijn.
Op dé tweede plaats, omdat mij is bijgebleven een vraag dié
een van de journalisten toen aan U en Uw echtgenote stelde n.l.
kent U Standdaarbuiten? En deze vraag verraste mij toen en trof
mij als inwoner van Standdaarbuiten. En toen ik later daar dieper
over na dacht probeerde ik dezelfde afstand te nemen van Stand
daarbuiten, als U toen op dat ogenblik had. Ik dacht terug aan
de indruk die iemand krijgt die gedurende zijn'vakantie een_
grote tocht buitenlands maakt. Dan zit je twee, drie dagen in
een auto, je komt door streken, die wat karakter betreft totaal
van elkander verschillen en je realiseert je dé grote afstanden
en het oneindige aantal H.A. dat je doorkruist. Je gaat op in
die omgeving, die steeds weer een andere is en je ondergaat de
wisseling daarvan en je past je aan zo goed en zo kwaad als het'
gaat, maar het klimaat dwingt'je hier in ieder geval al w«l toe.
En gedurehde de momenten, dat je het er dan van neemt en
dat je uitrust, dan denk je wel eens terug aan het kleine stukje
grond waarop je zelf thuis leeft, waarop je'hele bestaan eigen»»
lijk op steunt en mee is vergroeid tot iets, wat je op andere
plaatsen telkens weer zo heel anders hebt ontmoet.
En de betrekkelijkheid van je eigen bestaan, dóen en laten,
zié je dan zo goed in; en dit is het geval: of het nu de 255 M2
is, waarop we hier in Standdaarbuiten op het ogenblik een huis
proberen te zetten of de 500 M2 wat op het ogenblik al te duur
is of de 2 300.000 M2 als je toevallig het geluk hebt nog bij
de 12% van de agrarische bevolking te behoren.