VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS OM AAN DE KROON HET VERZOEK TE DOEN TOT VERNIETIGING VAM HET BESLUIT VAM DE GEDEPUTEERDE STATEN VAN 2 OKTOBER 196 2, G. NR. 30757, IVe AED. WAARBIJ DE WONING OUPE-KERKSTRAAT 15 TE STANDDAARBUITEN ONBEWOONBAAR IS VERKLAARD. Bij raadsbesluit Van 29 juni 1962 werd besloten in afwijking van het oor spronkelijk voorstel van burgemeester en wethouders en gelet op het nader door de meerderheid van het college van burgemeester en wethouders gedaan advies, de woning Oude-Kerkstraat 15» alhier, kadastraal bekend gemeente Standdaar- buiten sectie D. nr. 832 niet onbewoonbaar te verklaren, ondanks de omstandig heid, dat zowel de dienst Bouwtoezicht West-Brabant als de waarnemend Inspec teur van de Volksgezondheid te 1s-Hertogenbosch hiertoe hadden geadviseerd. Naar mening van de meerderheid in het college van burgemeester en wet houders, is de onderhavige woning niét onder het begrip "krotwoning" te rangschikken en onbewoonbaarverklaring vah dergelijke woningen, gelet op de woningvoorraad, niet verantwoord. De genoemde waarnemend Inspecteur heeft bij de gedeputeerde Staten van Noord-Brabant om voorziening van het onderhavige raadsbesluit vefzocht. Bij besluit van 26 september 1962 G. nr. 30.757 IVe afd. hebben de ge deputeerde Staten verklaard, dat voormelde woning onbewoonbaar is en niet door het aanbrengen van verbeteringen in bewoonbare toestand kan worden gebracht; de ontruimingstermijn is gesteld op 6 maanden. in hun overwegingen, die tot dit besluit hébben geleid, zijn door de ge deputeerde Staten geen nieuwe feiten opgesomd, die reeds niet zouden blijken uit de adviezen van bovengenoemde diénst eh vah bovengenoemde functionaris; zij wijzen efop dat dé omtrekmuren niet waterdicht én de kozijnen, ramen en deuren Versleten zijn; dat onvoldoende slaapruimte aanwezig is; dat een tras raam ontbreekt en dé vloeren der Vertrekken en het dakbesöhot versleten zijn; dat de woning verzakt eh zeer Vochtig is eh dat ten slotte de woning ongeschikt is ter bewoning én door het aanbrengen van Verbeteringen niet meer in bewoon bare staat kan worden gebracht* Naar de mening van de meerderheid van het college van burgemeester en wethouders is het begrip krotwoning betrekkelijk subjectief; in dit geval is door de gedeputeerde Staten de onbewoonbaarverklaring uitgesproken met misken ning van de werkelijkheid van de mogelijkheid van verbetering. Burgemeester en wethouders stellen voor aan Hare Majesteit de Koningin te verzoeken het besluit van heren gedeputeerde Staten met toepassing van art. 166 van de Provincie wet en artikel 26, lid 5 van de Woningwet, te Vernietigen. De heer VAN VLIMMERËN vindt het to©h maar vreemd. De. woning is op verzoek van het gemeentebestuur door de Waarnemend Inspecteur Van de Volksgezondheid op bewoonbaarheid onderzocht, waarbij deze deskundige heeft Vastgesteld, dat de woning onbewoonbaar is. Dit offici'éle rapport wordt vanzelfsprekend door heren Gedeputeerde Staten gesteund, maar de meerderheid van de wethouders wil len aan het vérzoek geen gevolg geven, vooral omdat de eigenaar bij alle raads leden is geweest; bij hem zelf ook, maar hij heeft gezegd Ziich aan het des kundig advies te zullen houden, waar wij toch als raad achter moeten gaan staan. Het gaat niet om de eigenaar en niet om de bewoner, maar als de Kroon gedepu teerde Staten in het ongelijk stelt, wordt alleen de bewoner gedupeerd, want deze blijft in een krot zitten. Spreker kan met het voorstel van burgemeester en wethouders zeker niet meegaan^ De VOORZITTER zegt dat door regels door naar de mening van de burgemeester in het college van burgemeester en wethouders wordt gevraagd. Het is niet de gewoonte uit dit college te klappen. Hij wilt verder opmerken dat burgemeester en wethouders deze woning zelf ook zijn gaan bezien; dit is de laatste jaren steeds gebeurd. We hebben direct de indruk gekregen, dat de woning met enige verbetering nog best bewoonbaar is; er zijn slechtere woningen in Standdaar- buiten, die eerst aan de beurt komen. We willen de sanering van ons woningbe- zit niet tegengaan of vertragen, maar ook niet de woningvoorraad op onverant- woordde wijze beperken, hiertegen stellen wij ons te weer. De bewoner van het betrokken pand zal niet van de eerste zijn om een nieuwe woning te vragen.

Raadsnotulen

Standdaarbuiten: 1937-1996 | 1962 | | pagina 55