Moge dit gebouw in werkelijkheid een centrum van de gemeenschap huis
vesten, waarin door onderlinge samenwerking datgene gegeven kan en zal worden
wat nodig is ter verheffing van het maatschappelijk en cultureel welzijn van
de Standdaarbuitenaren.
Leden van de raad, aan dit alles hebt Gij in meerdere of bescheidener
mate medegwerkt. Voor Uw steun en die van hen, die U aan de tafel der vroede
vaderen in de laatste 16 jaren zijn voorgegaan, mijn oprechte dank. Maar
vergeet in Uw doen en laten ook niet degene die in de tot standkoming van
dit alles, heeft medegewerkt en zo1n groot aandeel heeft gehad door zijn
werkkracht daarvoor in te zetten en U en mij daarbij een grote steun is ge
weest.
Tot slot een ernstig woord.
Meerderen, in deze zaal aanwezig, hebben mij de laatste tijd de vraag
gesteld: "Heeft het kleine Standdaarbuiten nog redenen voor een zelfstandig-
bestaan?"
Mijne Heren, de zelfstandigheid van Standdaarbuiten is in de loop van
mijn ambtsperiode weieens in het geding gebracht. Ik heb toen voor die hoog
geroemde zelfstandigheid gepleit en misschien heeft toen mijn woord een
steentje bijgedragen tot het resultaat dat werd bereikt, n.l. Standdaarbuiten
is Standdaarbuiten gebleven.
Maar, wij leven ongeveer twaalf jaren later. Meer en meer blijkt, dat er
de voorkeur aan wordt gegeven in groter verband het doel te bereiken; hetzij
door samenvoeging van gemeenten, hetzij door toepassing van de gedwongen
samenwerking.
U zult mij misschien vragen: "Is Uw zienswijze over een zelfstandig
Standdaarbuiten in die twaalf jaren gewijzigd?". Ik geloof dat het beter is,
dat ik daarop bij mijn afscheid geen antwoord geef; maar wel wil ik als mijn
mening te kennen geven, dat, wil Standdaarbuiten aanspraak blijven maken op
een onverkorte zelfstandigheid, zorgt dan voor een beter en hartelijker samen
werking. Niemand mag, onverschillig wie het zijn moge, door zijn doen en laten,
door machtswellust of anderszins, bevorderen, dat hogere autoriteiten aan op
heffing van Standdaarbuiten gaan denken, omdat door geen goede samenwerking
de belangen van de Standdaarbuitense bevolking in gevaar worden gebracht.
Op mijn programma, dat ik niet heb kunnen afwerken, staan nog enkele
punten waarvoor ik Uw aandacht wil vragen, n.l.:
1e. zorgt voor een spoedige verbetering van de huisvesting van het ge
meentelijk bestuurs- en administratief apparaat. In een gemeentehuis
waarover U thans de beschikking heeft, is niet behoorlijk te werken.
2e. zorgt voor betere huisvesting van Uw gemeentenaren, vooral voor de
jongeren, zoals ik reeds heb gezegd, opdat Standdaarbuiten niet worde
een gemeente van ouden-van-dagen.
Ten slotte breng ik dank aan allen, die medegewerkt hebben om ons doel
te bereiken. Ik ben er van overtuigd, dat ik op meerdere punten gefaald heb,
doch vergeet niet dat een burgemeester ook maar een mensis, behept met
fouten en gebreken.
Ik spreek de hoop uit, dat Standdaarbuiten in de nieuwe burgemeester een
leider zal vinden, die gij gaarne zult volgen en onder wiens beleid het pret
tig zal zijn te werken.
Aan U, mijnheer de loco-burgemeester, draag ik het burgemeestersambt
tijdelijk over.
De eed, welke Gij als raadslid hebt afgelegd en welke luidt: "Ik zweer
trouw aan de Grondwet en de wetten des Rijks en beloof de belangen der ge
meente Standdaarbuiten te zullen voorstaan en bevorderen", geldt ook voor de
tijdelijke vervulling van het burgemeestersambt.
Ik doe een beroep op de gemeente-ambtenaren U in alle opzichten als zo
danig behulpzaam te zijn.
Ik moge U ook als waarnemend-burgemeester aanbevelen het openingsgebed
onzer raadsvergaderingen en hetwelk luidt: "Almachtige God, Schepper en Be
stuurder van Hemel en Aarde, verlicht ons verstand opdat wij mogen kennen
hetgeen rechtvaardigheid en liefde van ons eisen."