- 7 - Standdaarbuiten mag niet als een hinkend paard achteraan komen. En alsof de oorlogsgesel en de armoede der dertiger jaren, door de werkeloosheid ontstaan, nog niet voldoende waren, dreigde er in 1953 nieuwe ellende toen de watersnood 28$ van de oppervlakte van Standdaarbuiten onder water zette. Zorgen hebben wij toen gekend om de Standdaarbuitense polder "Het Oudland van Standdaarbuiten", waarin de beide kerkdorpen zijn gelegen, te kunnen behouden voor de dreiging van het alles vernielende water. De ellende zou niet te overzien zijn geweest. Hulde breng ik aan allen, die hebben geholpen om het water te keren. Ik denk daarbij vooral aan de mannen van onze brandweer, die 3 etmalen onafgebroken in touw zijn geweest om Standdaarbuiten en Noordhoek voor dijkdoorbraak te behoeden. De brandweermannen hebben toen hun posten niet-ver laten voordat het gevaar bezworen was en daartoe bevel werd gegeven, nadat de gemeente-arts Dr. de Beer, aan mij de vraag had gesteld:"Burgemeester, zoudt U Uw brandweermannen niet terugtrekken, het is hoog nodig". Ook mijn secretariepersoneel wil ik betrekken in de dank voor hun aan mij verleende medewerking. In zulke ogenblikken voelt een burgemeester wat het wil zeggen verantwoordelijkheid te dragen als hij moet besluiten over het al of niet uitvoeren van een evacuatie. Goed doet het ook als men ae vorige gemeente, welke men heeft gediend, binnen 36 uren een telegram ontvangt, luidende: "Wij hebben 12.000,-. voor U". Het zijn van die ups en downs, die men in zijn ambtelijke loopbaan ont moet. Men weet dan ook wat andere collegae aan verantwoordelijkheid hebben te dragen gehad. Leden van de raad, wij gaan verder op mijn burgemeesterspad. In 1956 begon de vlascrisis, welke zich over geheel West-Europa uitstrekte en de gevolgen daarvan waren voor Standdaarbuiten niet te overzien. De vlasbedrijven, in 1944 door oorlogsgeweld vernield en pas herbouwd, dreigden waardeloos te worden. Hoeveel welvaart hadden deae bedrijven niet in Standdaarbuiten gebracht? Er dreigde een economische catastrofe. De kleine vlasser, voortgekomen uit het arbeidersmilieu, en op de maat schappelijke ladder tot zelfstandigheid opgeklommen, dreigde die hoog geprezen zelfstandigheid te verliezen. Meerderen hebben haar inderdaad moeten prijs geven; zij behoren thans tot de pendelaars naar Rotterdam, waar zij als bouwvakarbeiders, straatreiniger of fabrieksarbeider dienst doen. Maar andere hebben gelukkig hun zelfstandigheid behouden door over te schakelen naar de champignoncultuur; de vlasschuren konden immers voor dat doel gebruikt worden. Dankbaar ben ik daaraan te hebben mogen medewerken. Dat er zoveel onbaatzuchtige mensen in Limburg en Oost-Brabant woonden, die onze leerling-champignonkwekers wilden helpen en onderrichten, had ik niet durven denken. Ook aan hen breng ik dank bij mijn afscheid als burgemeester voor de door hen verleende hulp. Maar waarom zou ik ook in die dank niet betrekken de eerste pioniers van deze teelt in de gemeente Standdaarbuiten en Klundert Zij waren het toch die door hun durf en doorzettingsvermogen hebben gezorgd, dat de opgezette poging slaagde. Moge de champignoncultuur een goed middel van bestaan blijven voor de inwoners van Standdaarbuiten en andere West-Brabantse gemeenten. Moge voor de vlasteelt ook spoedig betere tijden aanbreken. Maar aangezien de mens niet leeft van brood alleen, zoals in de bijbel geschreven staat, is ook naar de geestelijke en culturele verheffing van de Standdaarbuitenaren gestreefd en als bewijs van de vooruitgang die op dit ge bied is bereikt moge dienen het gebouw waarin U zich thans bevindt, het ge meenschapshuis van de Stichting R.-k. Sociaal en Cultureel Centrum.

Raadsnotulen

Standdaarbuiten: 1937-1996 | 1962 | | pagina 51