- 4 -
Gewezen wordt b.v.op de kosten van een uitgebreid clubleven zowel op
cultureel, als op sportgebied.
Alhoewel burgemeester en wethouders de waarde en de betekenis van dit
clubleven zeker niet onderschatten, zijn zij van mening dat in deze
kosten, waarin het rijk slechts gedeeltelijk subsidieert, ook door de
ouders of door de leerlingen zelf dient te worden bijgedragen. Bovendien
wordt niet duidelijk gemaakt, welk bedrag per leerling ten laste van het
schoolbestuur blijft. Burgemeester en wethouders kunnen dan ook - mede
op grond van de budgettaire positie van de gemeente - geen vrijheid
vinden voor te stellen gunstig op dit verzoek te beslissen.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
VOORSTEL van burgemeester en wethouders tot het verleken van medewerking
TOT HET VERKRIJGEN VAN TARVERGUNNIN(f~TE N~ BEHOEVE VAN HST GEMEENSCHAPSHUIS
INGEVOLGE ARTIKEL "s", 1e LIB, VAN DE DMNKWET 1931T *stb 1476
Bij schrijven van 31 oktober 1961 wendt het bestuur van de Stichting
R.K.Sociaal en Cultureel Centrum zich tot Uw college om medewerking te
verkrijgen voor een tapvergunning voor een van de lokalen van het aan de
Stichting "R.K.Sociaal en Cultureel Centrum" alhier toebehorend gemeen
schapshuis De Standaard ,l.
Het verzoek betreft dus een vergunning voor een buitengewone inrichting
voor Maatschappelijk Verkeer.
Art.8, lid 1 van de Drankwet Stbl.1931 nr.476 bepaalt n.l^dat de Minister
van Sociale Zaken en Volksgezondheid, op voorstel van de gemeenteraad,
gedeputeerde staten gehoord, aan burgemeester en wethouders machtiging
kan verstrekken, om voor één of meer localiteiten, welke deel uitmaken
van een buitengewone inrichting voor maatschappelijk verkeer een tap
vergunning boven het vastgestelde maximum te verlenen. Blijkens de toe
lichting van de Minister bij dit artikel moeten onder buitengewone ver-
keersinrichtingen worden verstaan die inrichtingen, waarbij de verkoop
van sterke drank slechts van bijkomstige aard is. Als criterium kan
verder gelden een passage uit de memorie van toelichting van de wet van
1904 "Het maximum kan bezwaarlijk worden geacht voor andere dan gewone
inrichtingen als koffiehuizen en dergelijke berekend te zijn. Inrichtingen
vallende buiten het kader van het gewone, konden niet voorzien worden
Aan de machtiging kunnen ter bepaling van het karakter van de inrichting
door de Minister voorwaarden worden verbonden. Wordt aan deze voorwaarden
niet voldaan of verandert het karakter van de inrichting, zo trekt de
Minister de machtiging in, hetgeen tot gevolg heeft dat de vergunning
vervalt. Een dergelijke vergunning kan worden verleend aan rechtspersonen
in tegenstelling met het bepaalde in art.12, sub 11, dat een vergunning
moet worden geweigerd, wanneer de verzoeker niet is een natuurlijk persoon.
Nu deze vergunningen boven het maximum kunnen worden verleend, is het
naar mening van burgemeester en wethouders de aangewezen weg voor de
Stichting om in het Gemeenschapshuis sterke drank te kunnen verkopen.
Alhoewel het gebruik van alcoholica slechts van bijkomstige betekenis is,
zal de mogelijkheid daartoe, ook naar de mening van burgemeester en wet
houders moeten bestaan. Burgemeester en wethouders stellen mitsdien voor
aan de Minister de voor het verlenen van deze vergunning vereiste
machtiging te vragen.
Mevrouw HILKHUIJSEN-KOEVOETS zegt dat in het algemeen in gemeenschaps
huizen geen sterke drank wordt geschonken en is hier ook geen voorstander
van. Goede en deugdelijke controle acht zij absoluut noodzakelijk. Ook
moet er iemand in gezet worden die er altijd is.
De VOORZITTER antwoordt dat de Stichting niet mag verpachten; het bestuur
blijft steeds de volle verantwoording dragen en acht het toch wel van
belang dat bij gelegenheden als de Nationale Vlassersdag en de Champignon-
kwekersdag die beide het volgend jaar hierin gehouden zullen worden, er
sterke drank te verkrijgen zal zijn.