I
1'
L
- 7 -
De heer ViN TILBURG vraagt, of "burgemeester en wethouders een ter
mijn kunnen noemen, waarbinnen de heer Hoppenhrouwers de woning moet
ontruimen. Is deze termijn betrekkelijk lang, dan is het wellicht voor
de betrokkene attractief om zelf een en ander te laten herstellen.
De VOORZITTER zegt, dat hierop zeer moeilijk een definitief ant
woord is te geven; hierbij speelt ook de vraag een rol of de gemeente
aan Hoppenbrouwers een andere woonruimte zal kunnen aanbieden.
De heer DE WIT voegt hieraan nog toe, dat blijkens een globale
raming van de herstelkosten door de technisch ambtenaar van de dienst
Bouwtoezicht het huurvoordeel voor betrokkene meer dan voldoende is om
de nodige herstellingen te betalen. De heer Hoppenbrouwers behoeft dus
niet meer op de toekomst te gokken, maar het voordeel in het verleden
is ruimschoots voldoende. Desalniettemin geeft spreker toe, dat de
heer Hoppenbrouwers inderdaad in een moeilijk parket heeft gezeten om
dat hij geen enkele zekerheid had; dit laatste is voor de VOORZITTER
aanleiding om op te merken dat hij ook nimmer hiernaar heeft gevraagd.
Resumerende stelt de VOORZITTER vervolgens dat de woning inderdaad her
stellingen behoeft, doch gedoemd is te verdwijnen; burgemeester en
wethouders wensen zich niet te binden aan een huurovereenkomst, terwijl
zij ook geen aanleiding vinden om de kosten van herstel en verder onder
houd voor rekening der gemeente i^e nemen.
Bouw van een woning langs de Kreekdijk.
Vervolgens vraagt de heer VAN TILBURG of het niet mogelijk is om de
heer Adr.van de Luijtgaarden toe te staan op het hem in eigendom toebe
horende perceel een woning te bouwen aan de Kreekdijk; het verwondert
hem, dat zulks niet mogelijk is, daar kortgeleden aan deze dijk ver
gunning is verleend voor de bouw van een woning, n.l. aan W,van de
Kasteele en G.Prijters. Bovendien is hier geen sprake van een provinci
ale weg, doch van een gemeentelijke weg. Voor aanvrager is het van het
grootste belang om te kunnen bouwen op het door hem hiervoor aangewezen
perceel, daar hij in feite nog bedrijfsleider is van de brandstoffen-
handel, de champignonkwekerij en het landbouwbedrijf enz., welke aldaar
geconcentreerd zijn.
De VOORZITTER wij.st erop, dat de aanvrage, zoals deze door van de
Luijtgaarden is ingediend, in strijd was èn met het geldende uitbrei
dingsplan èn met het in voorbereiding zijnde uitbreidingsplan. Ook deze
kwestie is gisteravond nog in het college van burgemeester en wethou
ders ter sprake gekomen, zulks naar aanleiding van een vraag van wet
houder de Wit of, indien van de Luijtgaarden in plaats van boven de
dijk, op het perceel gelegen onder de dijk zou willen bouwen, hem wel
vergunning zou kunnen worden verleend. Inderdaad wordt de situatie dan
heel anders en zeer waarschijnlijk zal dit plan geaccepteerd kunnen
worden. Men dient goed te begrijpen dat het juist de bedoeling is van
de bebouwingsvoorschriften om alles meer rond de kom te concentreren,
terwijl de dijkbebouwing zoveel mogelijk dient te worden tegengegaan,
zeker langs de Oudendijk, waar de toestand levensgevaarlijk wordt in
verband met de intensiteit van het verkeer, hetgeen overduidelijk wordt
geïllustreerd door het juist gisteren plaats gehad hebbende ongeval.
Overigens wil hij opmerken, dat het Provinciaal Wegcnreglement ook van
toepassing is op wegen voor doorgaand verkeer, waarvan hier sprake is.
Indien dus van de Luijtgaarden zijn aanvrage wijzigt in die zin dat hij
op het perceel naast de champignonkwekerij zal bouwen, neigt de VOOR
ZITTER ertoe om te verklaren dat hier geen sprake meer is van strijd
met het uitbreidingsplan.
De heer DEIJKERS zegt het standpunt van van de Luijtgaarden wel te
begrijpen; in de toekomst, b.v. bij een eventuele boedelscheiding, zal
een woning boven aan de dijk gemakkelijker van de hand kunnen worden
gedaan dan onder de dijk. Het is vervelend dat er destijds een prece
dent geschapen is, doordat zowel aan Prijters als aan van de Kasteele