- 4 -
Lantaarnpaal bij van Laarhoven te Hoordhoek.
De heer W.SITTERS vraagt of er nog aandacht aan geschonken
wordt aan de verplaatsing van de lantaarnpaal bij P. van Laar
hoven te Hoordhoek.
De VOORZITTER antwoordt, dat de P.1T.EM. overbelast is met
werk. Ook op spoedige verplaatsing zal worden aangedrongen.
Adres van G.Sitters en Gebr.Kromdijk betreffende herstel
toegewezen 'landbouwschïiur".
De" Uëer J.ROR verklaart, dat het hem bevreemdt, dat voor
meld verzoekschrift niet ter tafel is gebracht.
De VOORZITTER zegt, dat dit verzoekschrift eerst op 29
juni in zijn bezit is gekomen en men mag niet verwachten, dat
burgemeester en wethouders het reeds dezelfde dag ter afhande
ling in de vergadering van de raad brengt. Bovendien is hij van
mening, dat het hier geen zaak is, welke bij de raad thuisbe-
hoort, aangezien het Rijk de verkoopsprijs en toewijzingsprijs
vaststelt. Hij verklaart er echter geen bezwaar tegen te hebben,
dat deze zaak behandeld wordt, aangezien deze aangelegenheid
voldoende bij burgemeester en wethouders is besproken bij een
vorige gelegenheid.
De VOORZITTER leest het ingekomen adres voor. Hij is van
mening, dat deze zaak voor de G-ebr.Kromdijk niet gezien kan
worden los van de toegekende onteigeningsvergoeding voor de van
hen onteigende houten oude schuur aan de Sluissedijk. Deze ont
eigeningsvergoeding is vastgesteld met inachtneming van de
kostprijs en de kosten van herstel van de desbetreffende land-
bouw schuur. De kosten van herstel zijn destijds door de Gebr.
Kromdijk kenbaar gemaakt aan de commissie van deskundigen ter
bepaling van de onteigeningsvergoeding voor de onteigende houten
schuur aan de Sluissedijk. Met adressanten is destijds overeen
gekomen,' dat de te betalen koopsom in totaal zou bedragen
f.25,000.-- ofwel voor elk f.12.500,--. Thans achten adressanten
voormelde koopsom te hoog, in verband met de toestand waarin de
schuur zich bevindt. De onteigeningsvergoeding welke aan Gebr.
Kromdi jk voor de houten schuur betaald wordt bedraagt f.13.800,--
Bovendien ontvangen de Gebr .Kromdi jk nog een gedeelte van de aan
de onteigende houten schuur geleden oorlogsschade van f.600,-.
De VOORZITTER is van mening, dat met de belangen van
Gebr .Kromdi jk voldoende rekening is gehouden.
De Heer J.KOP verklaart, dat men in het algemeen van over
tuigd is, dat .de prijs van de schuur ad f.25.000.- veel te hoog
ligt. Hij vraagt zich af waar de f.10.000.- blijven, welke be
taald worden boven de onteigeningsvergoeding, welke de erven
Blommerde voor deze schuur hebben ontvangen.
De VOORZITTER merkt op, dat de onteigeningsvergoeding,
welke betaald wordt vooi een verhuurd object veel lager ligt dan
van een object, dat als bedrijfspand wordt aangemerkt. Bij het
vaststellen van de onteigeningsvergoeding wordt met verschillen
de factoren rekening gehouden, o.m. ook de afschrijvingen,
welke hebben plaats gevonden.
De heer S. DE JOHG stelt de vraag of aan adressanten des
tijds gevraagd is of zij de schuur voor f.25.000.- wilden over
nemen.
De VOORZITTER antwoordt hierop bevestigend. Het Rijk heeft
eerst daarna besloten tot onteigening over te gaan.
De heer W.SITTERS brengt naar voren, dat de schuur in de
loop der jaren veel slechter is geworden, omdat er niets aan ge
daan is. Ook hij acht de prijs veel te hoog.