39 6. Voorstel Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken in te schakelen om de schadebeoordeling te verrichten en haar voorts te benoemen tot planschadebeoordeiinascommissie met de opdracht uw raad hieromtrent te adviseren. De heer van de Sande: In de commissie zijn hier toch enkele woorden aan gewijd. Alleen ik vind in het verslag daar helemaal niets van terug. Is het nu persé noodzakelijk om dit onderzoek te laten verrichten en daar nog verder over denkend na die commissievergadering ben ik er nog steeds verder van overtuigd dat het niet noodzakelijk is. Want het huidige geval is identiek aan het geval met de heer Mannaert? Daar is een onderzoek gedaan door de commissie, daar is een schade vastgesteld en ik denk dat we ons middelen en tijd kunnen besparen door dit onderzoek niet te laten doen want dat betekent dat dat buro toch weer zo'n f. 7.500,-- tot f. 10.000,-- nodig heeft om precies hetzelfde schadegeval vast te stellen. Ik wil voorstellen om dit voorstel niet aan te nemen en gewoon in onderhandeling te gaan met de heer Luijks en het schadebedrag proberen te regelen. De heer Eist: De opvatting van de V.V.D. is van dezelfde strekking. Wij zijn er ook voor om rechtstreeks met de heer Luijks zaken te doen omdat het precies hetzelfde geval betreft als voorafgaande. En zo besparen we een bedrag van f. 7.500,--. De voorzitter: Het lijkt misschien eenvoudig om dat niet te doen maar zorgvuldigheid en objectiviteit pleiten voor het tegendeel. Enkele opmerkingen die gemaakt worden over de prijs die daarvoor betaald moet worden en daar ging het in de commissievergadering in hoofdzaak om. Het college is van mening dat hierover nog nader onderhandeld moet worden om de opdracht daadwerkelijk te verkrijgen. Omdat wij ook van mening zijn dat, gelet op het repetitief- karakter van de zaken die aan de orde zijn, het voor een heel wat billijker prijs zou moeten kunnen. Die onderhandelingen worden gevoerd en wij zetten in op een aanzienlijk lager bedrag dan in vorige gevallen is neergelegd. Dat is mijn eerste termijn op uw benadering. Ik heb begrepen in ieder geval dat de rest van de raad met ons van mening is dat er wel degelijk een taxatie moet komen want ik denk dat onderhandelen zonder dat soort objectieve gegevens in ieder geval geen volledig recht doet aan wat de burger aan de overheid vraagt. Als dat een vervolg zou krijgen in procedurele zin dan denk ik dat het zonder meer aangewezen is dat wij ons voorzien van dit soort document. De heer van de Sande: Voorzitter, u spreekt over zorgvuldigheid en objectief zijn maar in wat voor zin bedoelt u dan dat het vorige geval van Mannaert niet precies hetzelfde is als het schadegeval Luijks? Ik zie daar weinig verschil in en ik denk dat we die zorgvuldigheid op die manier dus best kunnen betrachten. Het tweede wat u zegt is op zich toch een beetje raar, laat ik het zo maar even uitdrukken, wanneer we een voorstel krijgen om een buro in de arm te nemen waar een prijs aan verbonden is om die prijs naar beneden bij te stellen. Ik denk niet dat we zo moeten werken. Ik vind dat een verkeerde manier om zaken te doen dus je zou zeggen is dit wel zorgvuldig genoeg. Ik ben er niet van overtuigd dat u gezegd heeft dat dit geval Luijks gewoon hier intern niet genoeg zorgvuldig afgehandeld zou kunnen worden. De voorzitter: Naar aanleiding van de opmerkingen in de commissievergadering hebben wij als college gemeend die onderhandelingen over de prijs te moeten voeren op instigatie van de commissie. Dat dient te gebeuren. Het is de normaalste zaak van de wereld dat in het openbaar bestuur en in een openbare raadsvergadering wij voorstellen in de zin van een raming en vervolgens moet dan blijken wat de werkelijke kosten worden en zolang wij die onderhandelin gen niet afgesloten hebben dan is het in ieder geval een hele normale beweging om te proberen de kosten zo laag mogelijk te krijgen zeker als de commissie daar in alle redelijkheid om vraagt en met argumenten die u vanavond in deze raadsvergadering wederom hanteert. De argumen ten zijn legaal dus wij, als college, vinden dat een raming een raming is en dat vanaf dat moment er een ruimte is om te onderhandelen over de werkelijke prijs. Dat is heel normaal zakelijk verkeer.

Raadsnotulen

Wouw: 1813-1996 | 1996 | | pagina 45