-95-
De heer Matheusen zegt ook de rodondendronkap te blijven betreuren.
Een betere spreiding acht ook hij noodzakelijk waarbij dan ook rekening
gehouden dient te worden met een kapverbod in verband met broedende vogels.
Tot slot zegt hij ook voorstander te zijn van meer toezicht, ook al zou dit
wat meer geld kosten. Het mooie bosbezit is dit volgens hem zeker waard.
Wethouder Matthijssen wil zich in zijn antwoord beperken tot de situatie
waarvoor men nu staat. Het beheersplan was een vereiste om in aanmerking
te komen voor subsidie. Het is juist dat het plan is opgesteld in 1977,
maar alvorens het kon worden uitgevoerd moest het nog goedgekeurd worden
door Gedeputeerde Staten en Staatsbosbeheer. Het betrof in dit geval een
vijfjarenplan waarvan de uitvoering zou geschieden vanaf 1978. Voor elk
jaar moeten er deelplannen worden opgesteld, teneinde een lijn voor het
beheer aan te geven. Hij geeft toe dat er altijd achterstand is geweest
bij de realisering van het beheersplan hetgeen naar zijn mening ook blijkt
uit het deelplan voor 1980.
Het niet verkleinen en spreiden van het takhout is volgens hem wel degelijk
gelegen in het feit dat de boswerkzaamheden waren stopgezet, anders had dit
werk nog vóór 15 mei 1980 gebeurd geweest.
In de beheersovereenkomst met de Heidemijkomt zijns inziens genoeg naar
voren, dat ook het onderhoud onder de beheerstaak valt. In dit verband zet
hij uiteen dat de beheersovereenkomst en het beheersplan gescheiden moeten
worden gezien.
Ten aanzien van het toezicht stelt hij dat inderdaad is aangedrongen op meer
toezicht, hetgeen echter impliceert dat de kosten hoger zullen zijn.
Het spreiden van de werkzaamheden zal alleen kunnen geschieden in overleg
met Staatsbosbeheer en de rentmeester.
De heer Joachems blijft erbij dat de beheersovereenkomst te vaag is opgesteld.
Zijn opmerking over het woord "exploiteren" moet niet zo worden uitgelegd
dat hij van mening is dat de Heidemijhet beheer heeft gevoerd uit winst
bejag maar dat dat de normale betekenis is van exploiteren. Hij merkt nog
maals op regels te missen omtrent schadeloosstelling door de aannemer.
Wethouder Matthijssen stelt dat de rentmeester, wanneer hij een overeenkomst
sluit met een houthandelaar, al deze zaken, dus ook schadeloosstelling regelt.
De voorzitter licht de door wethouder Matthijssen gemaakte opmerking nader toe
De heer Joachems begrijpt niet dat de opdrachtgever, de gemeente, dit niet
regelt met de aannemer.
Wethouder Matthijssen zet uiteen wat onder beheer moet worden verstaan.
Alle werkzaamheden die normaliter door de gemeente dienen te geschieden zijn
uitbesteed aan een rentmeester van de Heidemijdie al deze zaken regelt en
ook de contracten sluit met de houthandelaren.
De heer Joachems vraagt hoe het toezicht dan is geregeld.
Wethouder Matthijssen zegt dat dit niet is geregeld. Alleen bij houtverkoop
wordt het hout geblest. Voor een bedrag van 3000,kan er niet voortdurend
toezicht zijn, aldus wethouder Matthijssen.
De heer Joachems stelt dat de misstanden zijn ontstaan door slecht toezicht.
Hij vraagt hoe dit verbeterd kan worden.
Wethouder Matthijssen merkt op dat dit eenvoudig kan door de Heidemij. hierom
te vragen.
De heer Joachems vraagt het beheersplan, wanneer het in 1982 afloopt wat
ruimer op te stellen zodat er geen misverstanden kunnen ontstaan.