M
-188-
Wethouder Matthijssen zegt, dat uitstel tot 1981 niet mogelijk is. Om de
tarieven voor 1981 nog te laten gelden, zullen deze vóór 31 december ter
goedkeuring moeten worden verzonden. De hoogte van de taxaties is exact
bekend en zal 182% bedragen. Vrijheid om te taxeren bestaat er niet. Bij
navraag is gebleken, dat de taxateurs in alle gemeenten op dergelijke
hoge cijfers uitkomen, omdat ze daartoe gedwongen worden.
Het enige variabele punt is de leegstand, omdat deze nog niet bekend is.
Wil men op een meeropbrengst uitkomen van 51.000,=, dan zal een verhoging
van 6% noodzakelijk zijn.
De heer Bogers vraagt of het mogelijk is om de tarieven voorlopig vast te
stellen, een soort noodwet. Daarnaast kan hij niet begrijpen, dat er ge
sproken wordt over exact 182%, als het proeftaxaties betreft.
De voorzitter merkt op, dat het juist is, dat er voor de definitieve taxaties,
proeftaxaties zijn uitgevoerd. Dit betekent echter niet, dat daarop het percentage
van 182 is gebaseerd. Vóór 31 december moeten de tarieven zijn vastgesteld volgens
richtlijnen van de minister en omdat hertaxatie om de 5 jaar moet geschieden.
De heer Hellegers wijst erop, dat in zijn voorstel bij leegstand de opbrengst
meer zal zijn dan in het voorstel van burgemeester en wethouders.
De heer Jonkers wil toch graag weten of er gevolgen zijn voor andere fiscale
wetten
Een verhoging van 6% zou dan een nog hogere financiële druk veroorzaken voor
de mensen.
De heer Boden kan er niet mee instemmen, dat de taxatieprijzen zo verhoogd
worden, dat deze boven de waarde in het economisch verkeer uitgaan, hetgeen
volgens hem in bepaalde situaties het geval is. Op deze manier kan hij niet
instemmen met de verhoging.
Wethouder Matthijssen geeft toe, dat het voorstel van de fractie van de P.v.d.A.
bij grotere leegstand een hogere opbrengst geeft, doch dat het voorstel op
andere gronden op punten verliest van het voorstel van burgemeester en wethouders.
Dat de taxaties boven de economische waarde uitgaan kan en wil hij niet beoor
delen, omdat men dan op de stoel van de taxateur gaat zitten. Hij gelooft niet,
dat de fiscus de voor de onroerend-goedbelasting getaxeerde waarden zal over
nemen, omdat de fiscus andere maatstaven hanteert.
De taxaties zijn in teamverband besproken om verschillen zoveel mogelijk te ver
mijden.
Inzake het alternatieve voorstel merkt hij op, dat huurverhoging geen argument
mag zijn, omdat deze in 1980 ook heeft plaatsgevonden. Leegstand van woningen om
speculatieve redenen wordt ook door burgemeester en wethouders afgewezen.
Gezien de samenstelling van de onroerend-goedbelasting is het moeilijk een
onderscheid te maken tussen de stijging van het tarief voor huurders en voor
eigenaren, temeer daar het ministerie de verhouding 4 5 toepast bij de be
paling van de limiet.
Het extra belasten van de huisbaas zal naar zijn mening tot gevolg hebben, dat
deze de belasting doorberekent in de huurprijs, zodat het effect verloren is.
Gezien het kleine verschil ontraadt hij de raad het alternatieve voorstel over
te nemen.
De voorzitter verzoekt de raad nadrukkelijk aan het einde van deze vergadering
geen onverstandig besluit te nemen door de zaak uit te stellen of te verwerpen.
Burgemeester en wethouders hebben gemeend de taxateurs vrij te laten in taxeren,
omdat het ingrijpen verschillen teweeg zou brengen in de taxaties, hetgeen niet
aan te bevelen is. Zijn er nochtans verschillen, dan bestaat er altijd nog de
mogelijkheid om tot tweemaal toe daartegen bezwaar aan te tekenen.