-78-
De unanimiteit in de voordracht acht hij van groot belang. Hij vindt dat de
raad constructief moet staan tegenover de pogingen die in het werk gesteld
worden om de school op te bouwen.
Mevrouw Kemperman-deVet zegt ook vertrouwen te hebben in het werk dat door
de commissie in samenspraak met Burgemeester en Wethouders is verricht. Zij
vindt eveneens, dat de werkgroep niet het slachtoffer moet worden van een
politieke stunt.
De redactie van het voorstel doet haar pijn. Zij betreurt het dat er van de
ruim 200 sollicitanten maar 2 geschikt geacht worden om in Wouw benoemd te
worden
De heer Joachems vindt het erg dat de 2 raadsleden niet betrokken geweest zijn
bij de procedure. De raad als hoogste orgaan heeft naar zijn mening recht op
meer invloed. Ook betreurt hij het dat de raad de voordracht uit de krant heeft
moeten lezen.
Hij verzoekt het College de voordracht minimaal 14 dagen uit te stellen, de 2
raadsleden te betrekken bij de procedure, in plaats van twee, drie mensen op de
voordracht te plaatsen en de volledige commissie Openbaar Onderwijs bij deze
zaak te betrekken. Volgens hem ontbreekt er teveel informatie om tot een bewuste
keuze te komen.
De heer Goossens betreurt eveneens de gevolgde procedure. Hij zegt dat van de
twee kandidaten de kandidaat uit de gemeente Wouw voor C'70 de voorkeur heeft.
Hij vindt het jammer, dat de raad beïnvloed wordt door een brief die is ont
vangen en waarin de voorkeur voor een bepaalde kandidaat wordt uitgesproken. Hij
stelt dat C' 70 naar eer en geweten haar stem zal uitbrengen.
De heer van Hasselt merkt op, dat hij evenals bij de benoeming van het hoofd
vertrouwen heeft in de commissie, zodat hij voor het voorstel zal stemmen.
De voorzitter zet de gevolgde procedure uiteen. Hij geeft toe dat de redactie
een beetje ongelukkig is gekozen, maar stelt dat het zeker niet zo bedoeld is,
als mevrouw Kemperman-de Vet doet voorkomen.
Naar zijn mening waren er twee mogelijke uitgangspunten om tot de benoeming van
de onderwijzer te komen.
Er zou gekozen kunnen worden voor een onderwijzer of onderwijzeres die les zou
moeten geven in de laagste klassen en derhalve beter zou aansluiten bij de
kinderen die van de Kleuterschool afkomen of er zou gekozen kunnen worden voor
iemand die kwaliteiten had om als plaatsvervangend hoofd te fungeren, iemand
die betrokken zou worden bij de opbouw van de school, aldus de voorzitterBij
de sollicitanten zaten volgens hem ontzettend veel mensen die geen ervaring
hadden. Van de mensen met ervaring paste er naar zijn mening geen enkele in het
patroon, zoals men dat in het eerste uitgangspunt voor ogen had. De sollicitatie
commissie achtte het in de opbouwfase niet verantwoord om iemand zonder ervaring
te nemen, als er geroutineerde mensen voorhanden zijn.
In het tweede patroon pasten slechts twee kandidaten. In die zin moet ook de op
merking in het voorstel worden gelezen, aldus de voorzitter.
Voor wat betreft de procedure merkt hij het volgende op.
De Lager-Onderwijswet 1920 schrijft voor, dat de raad de onderwijzer benoemd,
dat burgemeester en wethouders de voordracht doen en dat daarbij het hoofd der
school en de inspecteur betrokken dienen te worden en voorts niemand anders
aldus de voorzitter.
Als tweede argument voert hij aan dat de raad in een gemeente het algemeen
bestuur vormt en burgemeester en wethouders het dagelijks bestuur. Naar zijn
mening dient hierbij eenieder op zijn eigen stoel te blijven zitten. Dagelijks
besturen betekent volgens hem voorbereiden van raadsbesluiten en uitvoeren van
raadsbesluiten. Zo liggen de verhoudingen al sedert de helft van de vorige eeuw,
aldus de voorzitter.