-37-
De voorzitter zegt er naar te willen streven volgend jaar eerst het
bedrag per leerling vast te stellen, voordat de begroting wordt vast
gesteld. Voor wat betreft de kwartaaluitkeringen stelt hijdat deze
voorzover hij weet altijd tijdig zijn geschied, zodat er van rente
verlies geen sprake is.
Ten aanzien van de prijsstijgingen geeft hij te kennen, dat hiervoor
al een bedrag is ingebouwd, zoals in het voorstel staat vermeld. De
5% verhoging in verband met bijzondere omstandigheden geeft dit aan.
Met het verzoek om bijbetaling over de jaren 1977 en 1978 is hij het
niet eens. Bij de vaststelling van het bedrag moet uitgegaan worden
van het bedrag dat in het voorgaande jaar door de raad is vastgesteld.
Eventuele beroepschriften moeten daar los van gezien worden. Als men
in een bepaald jaar akkoord gegaan is met een bedrag, moet men daar
enige jaren later niet op terug komen, aldus de voorzitter.
Daarnaast zegt hij dat het binnenschilderwerk is aangekaart bij het
Werkvoorzieningsschap. Mede gezien de andere zaken die van gemeente
wege zijn geschied is hij van mening dat de gemeente in het verleden
getoond heeft de schoolbesturen royaal te steunen.
De bemerkingen die door sommige schoolbesturen gemaakt zijn waren
zijns inziens niet van dien aard dat er nog nader overleg noodzakelijk
was. De mening van de heer Boden dat hij voor wat betreft sommige
scholen niet akkoord kan gaan met het bedrag kan de voorzitter niet
goed begrijpen. Een verzoek van een schoolbestuur om voor een verhoogd
bedrag in aanmerking te komen, ondervindt de steun van het gemeente
bestuur, aldus de voorzitter. Hij licht dit toe aan de hand van het
voorstel inzake de school in Moerstraten.
Tenslotte geeft hij aan de hand van andere gemeenten aan, dat het
voorgestelde bedrag zeker niet laag is te noemen.
De heer Boden zegt dat de school in Wouwse Plantage niet graag in
bijzondere omstandigheden wil verkeren. Naar haar mening is de indexe
ring niet aangepast en had zij graag voor de raadsvergadering een
antwoord gehad op de gemaakte opmerkingen bij het voorstel.
De voorzitter zegt toe bereid te zijn op korte termijn te laten weten
hoever het staat met het bij het Werkvoorzieningsschap aangemelde
object
Naar zijn mening hoef je je als school niet te schamen voor het feit
dat je als kleine school financieel in bijzondere omstandigheden kan
komen te verkeren. Het lijkt hem onjuist als gemeenteraad bij de
vaststelling van het bedrag uit te gaan van zo'n kleine school, gezien
financiële gevolgen voor de grotere scholen in de gemeente.
De heer Luysterburg merkt op, dat men voorzichtig moet zijn met een
vergelijking met andere gemeenten, omdat het bij iedere gemeente
verschillend is wat er precies in het bedrag begrepen is. Hij begrijpt
voorts niet waarom het schoolbestuur van Wouwse Plantage geen gebruik
zou maken van artikel 101 ter van de Lager-onderwijswet 1920, als
daartoe de mogelijkheden aanwezig zijn.
De voorzitter stelt, dat hij bij de vergelijking met andere gemeenten
is uitgegaan van dezelfde exclusieve bedragen. Voorts zegt hij nog
dat deze indexering is gekozen bij gebrek aan een alternatief en
omdat dit indexcijfer in vele gevallen bij prijsstijgingen een be
trouwbare richtnorm is geweest.
De heer Boden is van mening, dat schoolbehoeften niet te vergelijken
zijn met gezinsconsumpties.
De voorzitter antwoordt hierop, dat deze toetsing in het verleden
altijd al heeft plaatsgevonden.